Gehandicapt, laagopgeleid: wat voor jou een neutraal woord is, vindt je collega een belediging. Een woordkeuze die iedereen bevalt, dat gaat nooit helemaal lukken. Maar een beetje zorgvuldiger kiezen kan best, vinden taalonderzoekers en antropologen.
Wat hebben rattengif en meeuwenoverlast met elkaar gemeen? Beide drukken onze dominantie over de natuur uit, zegt de Nijmeegse antropoloog en communicatiewetenschapper Noelle Aarts. Die woorden zijn dus niet neutraal. ‘Sterker nog: taal in zijn geheel is niet neutraal’, aldus Aarts. Dat merken we ook in sterk gepolariseerde debatten die nu worden gevoerd. Over stikstof, over zwarte piet, over wel of niet vaccineren.
Woorden geven aan: hier horen we bij, hier niet. Dit zijn wij. Dit zijn zij. ‘Wij’ zijn mensen die last hebben van meeuwen en ratten. ‘Zij’ zijn softe geitenwollensokken-types. En dat laat dus meteen zien hoe belangrijk taal is.
Paniek
Zolang je in je eigen bubbel blijft, heeft je woordgebruik dat effect natuurlijk niet. Maar anders is het als je bij het koffiezetapparaat een vogelaar tegenkomt die gek is op meeuwen. Noelle Aarts: ‘We vinden het ingewikkeld om iemand te treffen met wie we het niet eens zijn. Want kom je aan iemands woorden, dan kom je aan hun mening. En kom je aan hun mening, dan kom je aan hun identiteit.’ Dan slaat de paniek toe.
Dat proces is in de hersenen te zien, zegt Aarts. ‘Als ik jou belangrijk vind en je hebt een andere mening, dan gaat in mijn hoofd het stoplicht op rood. Ik probeer dan eerst jouw informatie buiten de deur te houden. Dan probeer ik je informatie te vervormen. Ten slotte zal ik proberen je te overtuigen naar mijn kamp over te stappen.’
‘een boer hoort: jij bent al die jaren niet goed bezig geweest. daarom zijn ze zo defensief’
Die band tussen woorden en identiteit is precies de reden dat we er met praten zo vaak niet uit komen. Aarts analyseert gesprekken over klimaat, over natuur en over landbouw, domeinen waar heel complexe problemen spelen en mensen vanuit verschillende posities met verschillende belangen bij betrokken zijn. Aarts: ‘Wat blijkt telkens weer? Praten met andersdenkenden, daar zijn we niet goed in! We beginnen er heel hoopvol aan, maar in de meeste gevallen leidt het gesprek eerder tot verwijdering dan tot toenadering. Polarisatie is voor een belangrijk deel het resultaat van hoe we met elkaar praten.’
Neem het stikstofdebat, en dan het zinnetje ‘de meeste uitstoot van stikstof komt uit de landbouw’. Dat lijkt een emotieloos, feitelijk zinnetje. Maar dat is het volstrekt niet, zegt Aarts. ‘Feiten zijn boterzacht. Iedereen presenteert uitsluitend die feiten die in zijn straatje passen. En de boodschap komt ook helemaal niet als feit over. Een boer hoort: jij bent al die jaren niet goed bezig geweest. Die vat dat zinnetje op als een aanval op zijn identiteit. Daarom zijn die boeren zo defensief. Die vlag hangt ondersteboven omdat boeren zich nu heel fundamenteel buitengesloten voelen.’
Polarisatie – waar hebben we het eigenlijk over?Zoveel hoofden, zoveel zinnen, dat zijn we wel gewend. Ook denken in meerderheden en minderheden vinden we nog overkomelijk. Dat ondervindt iedereen aan den lijve, heel simpel al bij besluiten die genomen worden met meeste stemmen gelden.
Maar verdiepen de tegenstellingen zich, krijgt de emotie de overhand en voelt toegeven aan de ander als het opgeven van je identiteit, dan is er sprake van polarisatie. Meestal heeft het woord betrekking op kwesties in de samenleving: zwarte piet, vaccinatie of oplossingen voor de stikstofproblematiek.
Dialoog
Dan maar niet meer praten? Jawel, praten is heel belangrijk, zegt Aarts. Juist door haar onderzoek gedreven zette ze het Centrum voor Dialoog op. Ambtenaren en politici leren er hoe ze constructiever in gesprek kunnen met andersdenkenden.
‘Gesprekken doen ertoe’, aldus Aarts. ‘Als wij met zijn allen spreken over ‘een tsunami van vluchtelingen die ons land overspoelt’, staan hier morgen hekken langs de grens. Het gesprek van vandaag is de realiteit van morgen.’
In een functionerende samenleving als Nederland mag polarisatie best, vindt Markus Balkenhol. Hij is etnoloog en onderzoeker aan het Meertens Instituut. ‘Het is niet zo dat alles pas goed is als er alleen maar harmonie is in de samenleving. Een gezonde democratie leeft van controversiële discussies. Een goede democratie kan die discussies accommoderen.’
‘Een goede democratie kan discussies accommoderen’
Harmonie kan bedrieglijk zijn, wil hij maar zeggen. ‘Het poldermodel gaat ervan uit dat iedereen gelijke toegang heeft tot het platform waarop consensus bereikt wordt. Maar dat is niet zo. En niet iedereen aan tafel heeft een even luide stem.’
Balkenhol geeft het woord ‘neger’ als voorbeeld. Het komt uit de context van de slavernij en drukt een hiërarchische relatie uit. Het was altijd al een problematisch en discriminerend woord, maar lange tijd was het niet polariserend. Dat werd het pas toen mensen er hardop tegen protesteerden. Balkenhol: ‘De kritiek op het woord is al zeker honderd jaar oud. Maar de mensen die die kritiek uitten hadden toen nog geen stem.’
Uitsluiten
‘Als je mij hoort praten, bouw je direct een heel beeld op van mij’, zegt Lotte Thissen met een Limburgs accent. Ze is antropoloog en onderzoeker bij Movisie. ‘Van mijn opleiding, mijn uiterlijk, of ik bij jouw groepje hoor of niet.’ Thissen promoveerde op onderzoek naar de manier waarop taalgebruik mensen het gevoel geeft erbij te horen. Haar eigen voorbeeld illustreert dat. Thissen spreekt vloeiend Limburgs, maar Limburgers praten geen Limburgs met haar.
Waarom niet? Zij heeft een lichtgetinte huidskleur. Zelfs als ze het gesprek in vloeiend dialect start, krijgt ze antwoord in het Nederlands. ‘De aanname is dat ik met mijn huidskleur niet écht Limburgs kan zijn. Dan is het onbeleefd om Limburgs tegen me te praten’, zegt Thissen. Dat is zeker begrijpelijk, maar juist die aanname sluit haar uit. Thissen: ‘Het zou goed zijn om in meertalige situaties of plekken even na te vragen welke taal je kunt spreken. Hoe mooi zou het zijn als je erachter komt dat je beide Spaans kunt spreken?’
De aannames en de houding die onder woordgebruik schuilgaan vindt Thissen eigenlijk nog belangrijker dan de woorden. Maar het aanpassen van je woordgebruik is wel degelijk de volgende stap, stelt ze. ‘Taal signaleert een bepaalde houding. Het zegt iets als ik jou aanspreek met ‘moslim’, terwijl je zoveel meer bent dan dat.’
‘Politiek correct’
Kun je taal ooit echt opschonen? Het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT) doet een dappere poging in Words Matter, een bundel analyses over taalgebruik en een lijst met woorden die niet meer kunnen, plus uitleg. Het museum, dat culturen uit de hele wereld in beeld brengt, vindt het heel belangrijk om woorden en verhalen kritisch te beschouwen.
Een taal helemáál opschonen, dat kan niet
Bezoekers vinden dat soms verwarrend en ongemakkelijk, valt in het voorwoord van Words Matter te lezen, gewend als ze zijn aan bepaalde woorden. Elders in de bundel staat: ingrijpen in de taal zien we als ‘politiek correct’, ‘overgevoelig’, ‘belachelijk’ of ‘een poging om de geschiedenis te herschrijven’. Maar de maatschappij verandert en taal moet mee.
Helemáál opschonen kan niet. Een woord drukt een wereldbeeld uit, aldus het KIT. En aangezien iedereen een eigen wereldbeeld heeft, krijg je een taal nooit zó dat iedereen het ermee eens is. Maar Thissen is blij met de poging van het KIT.
Ze herinnert zich een analogie die ze onlangs las over inclusie: ‘Stel, je staat op de dansvloer en iemand trapt op je tenen. Dan zeg je ‘Au!’ en je verwacht dat de ander ‘Sorry!’ zegt. Als die persoon ‘Stel je niet zo aan!’ zegt en jouw pijn bagatelliseert, vind je dat heel onaardig. Ook al doet je teen niet zo vreselijk pijn.’