Ruimtegebrek in Nederland: hoe lossen we die puzzel op?

13-03-2023

Het is een lastige puzzel, de strijd om de ruimte in Nederland. Passen al onze wensen - wonen, werken, recreëren - op dat hele kleine stukje aarde? Als we álles willen, vergt dat meer ruimte dan Nederland heeft. Tijd om knopen door te hakken.

 

Wat willen we eigenlijk allemaal?

De lijst met zaken die om ruimte vragen in Nederland is lang. Waar bouwen we nieuwe huizen en kunnen we die huizen dan vervolgens ook aansluiten op ons overvolle stroomnet? Waar gaan we werken en hoe kunnen bedrijven verduurzamen als daar óók geen ruimte voor is op het stroomnet? En oh ja, hoe gaan we het water in goede, bredere banen leiden, om overstromingen te voorkomen? En dan willen we ook nog natuur om in te recreëren...

Om te beginnen bij het begin: we willen allemaal ergens wonen. Vóór 2050 moeten er 1,7 miljoen huizen bijkomen, is de afspraak. Dat is ruim drie keer Amsterdam. Minister Hugo de Jonge heeft onlangs met de provincies afgesproken dat er vóór 2030 al een kleine miljoen woningen bijkomen. Nu is er een tekort van ongeveer 300.000 woningen. Dat is ook heel belangrijk voor ondernemers. Want hoe werf je meer personeel als ze niet in de buurt kunnen wonen?

 

Waar moeten we werken?

We willen uiteraard ook ergens kunnen werken. Voor het bouwen van al die huizen wordt onder meer naar bedrijventerreinen gekeken. Terwijl je die niet rücksichtslos kunt volbouwen, want waar moeten we dan werken? Bedrijventerreinen bieden werkgelegenheid, vooral voor mbo’ers, en veel innovatie. Trouwens, veel bedrijven passen niet eens naast woningen. Zo drukken we ‘overlastgevende’ bedrijven weg naar ruimte die er niet is. En we hebben juist meer plekken nodig voor maakbedrijven, als we meer circulair willen worden, aangezien we dan méér gaan recyclen en opnieuw gebruiken. Ons land telt nu 3.500 bedrijventerreinen, op zo’n 84.000 hectare; tot 2030 is er naar schatting zeker nog 10.000 hectare extra nodig.

 

'Je kunt bedrijventerreinen niet zomaar volbouwen, want waar moeten we dan werken?'

 

We willen óók ruimte bieden aan het water. Om overstromingen zoals die in Limburg en Brabant te voorkomen, kunnen we onder meer kijken of we rivieren kunnen verbreden. Dan kan de almaar groeiende binnenvaart blijven varen. Goederenvervoer over het water zorgt voor volle winkelschappen, brengt grondstoffen op de juiste plek én is een duurzaam alternatief voor wegtransport. Maar er zijn ook plekken nodig waar je de zeespiegelstijging kunt opvangen. Als je alle maatregelen bij elkaar optelt, heb je qua grootte nog ongeveer een gebied ter grootte van het Markermeer nodig, blijkt uit eigen onderzoek.

Natuurlijk willen we het land niet uitwonen en duurzaam met de ruimte omgaan. Dan helpt het als er meer niet-fossiele energiebronnen bijkomen. Maar waar leggen we vervolgens leidingen aan voor waterstof en kabels voor elektriciteit? En is er wel ruimte op land en zee voor meer wind- en zonne-energie? Ook zonnepanelen, elektriciteitsmasten en kerncentrales hebben ruimte nodig.

Kortom: we willen veel, maar hebben niet de ruimte om álles te doen. Het is aan het Rijk en de provincies om daar de komende jaar keuzes in te maken.

 

'Er zijn meer ambities dan ooit, terwijl de beschikbare ruimte min of meer constant is'

 

Wat gaat er precies mis?

Plat gezegd: niemand zegt hoe de puzzel in elkaar kan passen.  Volgens Co Verdaas, hoogleraar gebiedsontwikkeling aan de TU Delft, hebben we te lang te weinig gedaan aan ruimtelijke ordening. ‘Na 2003 zeiden we met z’n allen dat het land klaar was. Maar toen gingen we nadenken over klimaatverandering en verduurzaming en bleek het land níet af. En bleken we ook te weinig woningen te hebben gebouwd.’

Dan maak je toch gewoon nieuwe afspraken en plannen? ‘Was het maar zo eenvoudig', zegt Verdaas. 'Het werkte vanaf de Tweede Wereldoorlog zo: landelijk werden de grote lijnen uitgezet, bijvoorbeeld voor de woningbouw. In de regio ging men er dan op projectniveau mee aan de slag. Alle betrokkenen gingen om tafel zitten en werkten de plannen uit zodat iedereen tevreden was.

Een voorbeeld is de uitbreiding van de haven van Rotterdam met de Tweede Maasvlakte. Dat werd besproken met de haven, het bedrijfsleven en de natuur- en landschapsorganisaties. Dat leidde tot draagvlak en dus een positief politiek besluit. Nu zou dat niet meer op dezelfde manier kunnen: zaken als stikstof en verduurzaming vragen om ingrepen die niet meer in de regio alleen opgelost kunnen worden.' Kortom: er zijn meer ambities dan ooit, terwijl de beschikbare ruimte min of meer constant is. 'Daarnaast hangt alles samen', zegt Verdaas. 'Je kunt geen woningen bouwen als het elektriciteitsnet niet op orde is of als er onvoldoende stikstofruimte is voor de vergunning.’ Of als er uberhaupt geen grondstoffen gewonnen kunnen worden, omdat de vergunningverlening daarvoor niet op gang komt. Hij vervolgt: ‘Rijk, provincies en gemeenten hebben elkaar dus nodig, ze moeten hun ambities op elkaar afstemmen en soms pijnlijke keuzes maken. Je hebt ook bedrijven en maatschappelijke organisaties nodig om al die ambities uit te voeren. Die partijen willen graag tijdig weten waar ze aan toe zijn, welke richting het opgaat en wat ze wel en niet kunnen doen.’

 

Hans Mommaas, scheidend voorzitter van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) verwoordde het onlangs in NRC ongeveer zo: we zijn Nederland aan het verbouwen, zonder dat we daar echt een goed stappenplan voor hebben. Verdaas: ‘De vraag is waar we dit stukje West-Europa voor willen gebruiken. Hoe ziet de economie van de toekomst eruit?’

De werkgeversorganisaties hebben dat al kenbaar gemaakt. Hun streven is een brede welvaart, waarin iedereen profiteert van een duurzame, economische groei.

 

Waarom worden die keuzes niet gewoon gemaakt?

Dat is deels te wijten aan de decentralisatie van de overheid, zei hoogleraar Henri de Groot onlangs in economenblad ESB (Economisch-Statistische Berichten). Zo gaan provincies moeilijke verdeelvraagstukken uit de weg. De Groot noemt dat ‘handelingsverlegenheid’. De besturen vonden de problemen vaak niet nijpend genoeg of willen politiek gezien iedereen te vriend houden. De Groot beschrijft hoe de overheid steeds decentraler is geworden en belangrijke beslissingen over wonen, werken, ruimte en infrastructuur bij de gemeenten en provincies zijn komen te liggen.

 

'Werkelijk alles hangt met elkaar samen als het gaat om de ruimte in Nederland'

 

Ook de Kamer heeft volgens scheidend PBL-voorzitter Mommaas te weinig aandacht voor de samenhang van de verschillende doelen en het effect daarvan op de inrichting van Nederland. Er wordt bijvoorbeeld wel over stikstof en woningbouw gediscussieerd, maar niet over hoe je die problemen in samenhang met elkaar kunt oplossen. Verdaas: ‘Dat is ook deels afhankelijk van ontwikkelingen en beslissingen elders, wereldwijd of in Europa. Het is niet alleen een discussie over fysieke ruimte, maar ook de ruimte die milieu-eisen toestaan. Dat kun je echt niet binnen een jaar uittekenen’.  Gelukkig, zegt Verdaas, is er sinds lange tijd nu wel weer een minister voor Ruimtelijke Ordening (De Jonge).

 

Als Nederland te klein is voor alles wat we willen, maken we het toch groter?

Dat kan. Dat hebben we in het verleden al gedaan door als reactie op de overvolle Randstad de Flevopolder aan te leggen. En ook nu zijn er plannen om ruimte te winnen. Denk aan grootschalige gestapelde landbouw of door het weer terugwinnen van land aan het water, door nieuwe eilanden voor de Hollandse kust te leggen. Die zouden dan bijvoorbeeld energie kunnen transporteren van windmolens ver op zee.

Verdaas ziet dat op korte termijn echter niet als oplossing: ‘Nieuwe inpoldering vraagt om heel grote investeringen en gaat heel lang duren. En ook dan loop je tegen allerlei randvoorwaarden en wetgeving aan qua natuur, waardoor het waarschijnlijk een ingewikkeld verhaal wordt. Het lijkt interessant, maar de realiteit is zo weerbarstig dat ik denk dat we ons beter kunnen concentreren op wat we binnen de huidige ruimte met elkaar te verhapstukken hebben.’

 

Dan kunnen we toch maar één ding concluderen: we moeten knopen doorhakken!

Dat moet nú gebeuren, of in ieder geval heel snel. Een mooi moment voor actie is meteen ná de Provinciale Verkiezingen van 15 maart. De nieuwe provinciale besturen kunnen een einde maken aan de besluiteloosheid van veel provincies.

In oktober komen provincies met eigen voorstellen voor de ruimtelijke indeling van hun regio.

Werkgeversorganisaties hebben al aangegeven actief betrokken te willen worden bij deze ‘provinciale puzzels’. Dit om ervoor te zorgen dat er voldoende ruimte is (zowel fysiek als voor milieuregels) voor ondernemers en om verdringing van bedrijven tegen te gaan.

Verdaas: ‘Op een gegeven moment moet je je richting geven, en je prioriteiten bepalen. We zitten nu midden in dit proces waarin iedereen van zich laat horen. Het is echt niet zo dat één minister op een bepaald moment zegt: 'Nou, dank voor je huiswerk, dit wordt de kaart van Nederland voor de komende dertig jaar.' Zo zal het niet gaan. De winst van afgelopen jaar is dat het geen vrijblijvend traject meer is.' Kortom: we moeten aan de slag.

 

Op de hoogte blijven van onze beste artikelen? Schrijf je dan gratis in voor onze nieuwsbrief