Alle aandacht van de nieuwe NVWA-topman werd meteen opgeslokt door de fipronilcrisis. Zijn organisatie kreeg er flink van langs. Ook van ondernemers. Rob van Lint: ‘De eerste reflex is altijd: wáárom heeft de NVWA dit niet gezien?’
Ruim 3,5 miljoen kippen geruimd, miljoenen eieren vernietigd en bijna 400 boeren tot wanhoop gedreven. Het fipronilschandaal kost de pluimveesector zo’n 65 tot 75 miljoen euro. Een schade waarvoor de kippenboeren niet alleen willen opdraaien. Ook toezichthouder Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) moet bloeden, vinden ze, vanwege haar rol in het schandaal. Nu loopt er een rechtszaak, ligt er een lijvig rapport over hoe het allemaal zo ver heeft kunnen komen en zit Rob van Lint precies één jaar (en een dag) in het zadel als hoogste baas van de NVWA. Een entree in een turbulent jaar. ‘Tja, ik hou wel van een forse uitdaging.’
Meneer Van Lint, kunt u zich voorstellen dat ondernemers gefrustreerd zijn?
‘Ja, natuurlijk. Het is een vreselijk hard gelag voor de pluimveehouders. Zeker omdat je ziet hoe lastig het is om bedrijven helemaal vrij van fipronil te krijgen. Veel bedrijven zijn nu vrijgegeven om weer eieren te produceren en vlees op de markt te brengen, maar dat geldt niet voor alle getroffenen.’
Snapt u dat ondernemers boos zijn op ú?
‘Alle partijen hadden scherper moeten zijn. Dat laat het rapport van de commissie Sorgdrager, die heeft onderzocht hoe dit heeft kunnen gebeuren, zien. Ondernemers, brancheorganisaties, de ministeries en ja, ook de NVWA. Dat lijkt mij een goede analyse. En ik vind dat we die handschoen allemaal moeten oppakken.’
Volgens ondernemers heeft de NVWA te traag gereageerd: u kreeg al vroeg meldingen dat er iets mis was, maar daar werd niks mee gedaan.
‘Ik wil hier terughoudend in zijn. LTO, gesteund door een aantal pluimveehouders, heeft een rechtszaak aangespannen tegen de NVWA. Dus ik denk dat het verstandig is als we de rechter aan het woord laten over de schuldvraag. Daar moet ik niet doorheen gaan fietsen.’
Wie is Rob van Lint?Rob van Lint (Apeldoorn, 1958) is geen onbekende bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Eerder was Van Lint, die in Leiden biologie studeerde en bedrijfskunde in Rotterdam, waarnemend directeur Algemene Inspectiedienst, directeur Plantenziektekundige Dienst en directeur Visserij. Een uitstap naar een hele andere functie maakte hij in 2009 toen hij hoofddirecteur werd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Sinds 1 juli 2017 is hij inspecteur-generaal van de NVWA.
In die functie zit hij niet alleen maar in zijn kantoor. Regelmatig gaat hij met inspecteurs (‘ik heb ontzettend veel respect voor ze’) mee op pad. Zo ook naar plekken waar hij normaal gesproken niet zo snel komt. ‘Zoals een Rotterdamse shisha-lounge.’ Ook bezoekt hij regelmatig bedrijven.
De bezuinigingen die de NVWA te verduren heeft gehad, zouden een rol hebben gespeeld. Is dat logisch?
‘Ik denk dat het goed is om dat te benoemen. Onze capaciteit is de laatste jaren inderdaad afgenomen. De NVWA is een fusieorganisatie, met een enorm breed terrein. Variërend van de brandveiligheid van opladers van mobieltjes via dierenwelzijn tot voedselveiligheid. Al die terreinen moeten wij goed kunnen bedienen. En dat is best lastig met een krappe bezetting.’
Had u zo’n crisis kunnen voorkomen als u meer mankracht had gehad?
‘Nee, dat is veel te simpel. Er spelen zoveel factoren. Het begint ermee dat één bedrijf fors sjoemelt (het bedrijf Chickfriend maakte een bestrijdingsmiddel tegen bloedluis waarin de voor mensen toxische stof fipronil was verwerkt; red.). Ook met twee, drie keer zoveel capaciteit kan zoiets gebeuren. Na zo’n soort incident is de eerste reflex: waarom heeft de NVWA dit niet gezien? Je moet wel beseffen dat je niet achter elke ondernemer een inspecteur kunt zetten. Zo’n maatschappij moeten we ook niet willen, dat lijkt me vreselijk. Je kunt nu eenmaal niet alle risico’s in de samenleving afdekken.’
‘als iets te mooi is om waar te zijn, is het dat ook’
Maar als u dat niet ontdekt, hoe moeten ondernemers daar dan achter komen?
‘De wereld is ontzettend complex geworden. Zeker in vergelijking met vroeger: toen had een ondernemer maximaal tien koeien die hij ook nog zelf slachtte. Maar zo zit de wereld niet meer in elkaar. Productie en distributie gaat de hele wereld over, ook via internet. Dat is fijn, want dat betekent nieuwe kansen voor ondernemers. Maar de keerzijde is dat je zelf extra moeite moet doen om er zeker van te zijn dat het product dat je verkoopt aan alle eisen voldoet én dat het is wat je zegt te verkopen.’
Hoe kan een kleine ondernemer zoiets zelf vaststellen?
‘Niet elke individuele ondernemer hoeft dat zelf te doen. We hebben niet voor niks brancheorganisaties en kwaliteitssystemen waarin ondernemers zich verenigingen. Uiteindelijk gaat het er om dat een ondernemer ervoor zorgt dat hij het óf zelf controleert, of zorgt dat het gecontroleerd wordt. En zet dan geen roze bril op. Als iets te mooi lijkt om waar te zijn (zoals het ‘wondermiddel’ van Chickfriend tegen bloedluis; red.), is dat het ook.’
Het interview gaat na de foto verder