Acht jaar geleden leek het erop dat familiebedrijf Broekman de crisis niet zou overleven. Winkels werden gesloten, medewerkers werden ontslagen. Toch vochten broer Daan en zus Pauline zich terug. ‘We moesten drastische maatregelen nemen.’
Daan Broekman (30)
‘We zijn de zesde generatie. Johannes en Annaatje Broekman begonnen in 1837 hier een kleermakerij en fourniturenwinkel. Mijn opa haalde als een van de eersten Levi’s naar Nederland. De zaak was destijds gespecialiseerd in werkkleding, maar daar wilde de oom van mijn opa, die ook in de zaak zat niets van weten. Dus verkocht mijn opa Levi’s 501 de eerste tijd stiekem van onder de toonbank. Nu zijn we een van de grootste jeansspecialisten van Europa.’
‘Het was voor mij niet vanzelfsprekend dat ik hier zou gaan werken of de zaak zou overnemen. Ik heb sportmarketing gestudeerd en zag mezelf een heel andere kant opgaan. Dat veranderde tijdens de crisis acht jaar geleden. We waren toen een stuk groter dan nu met ruim honderd man personeel. Ik zag hoe hard de crisis mijn ouders raakte. Ze zaten met al die dure huurcontracten, daar moesten ze vanaf. Ze hebben veel mensen moeten laten gaan. Dat was heel pijnlijk.’
Allemaal familieNederland telt duizenden familiebedrijven, maar hoe is het eigenlijk om in zo’n bedrijf te werken met je vader, zus, dochter, moeder, broer of neef? Levert dat vaak spanning op, of begrijp je elkaar ook zonder woorden? Forum spreekt ondernemende familieleden, over hun drijfveren en relatie met elkaar. Lees onderaan deze pagina andere afleveringen uit de serie.‘Toen zijn we bij elkaar gaan zitten. Wat gaan we doen? Samen hebben we besloten om een doorstart te maken. Ik zag zoveel uitdagingen dat ik na mijn studie fulltime in het familiebedrijf aan het werk ben gegaan.’
‘Mijn broer Wouter, mijn zus en ik zijn echt drie totaal verschillende personen. Als kind al. Mijn zus is de creatieve, de waakhond van ons concept. Ze neemt geen blad voor de mond. Mijn broer is wat rustiger, hij is de herenmodeman, gaat over de Thom Broekman-collectie. Ik ga over de webshop en over de inkoop van de mannenkleding van De Rode Winkel.’
‘Samen besloten we een doorstart te maken’
‘Mijn ouders zijn nog bijna elke dag in het bedrijf te vinden. Het houdt ze jong. Mijn vader kan soms boos worden als hij de winkel een rommeltje vindt, of als de handdoeken in de toiletten niet zijn bijgevuld. Aan de andere kant is hij de liefste man die er bestaat, zeker ook voor het personeel. Die persoonlijke aandacht voor het personeel hebben we echt van mijn ouders meegekregen.’
‘Ik vind het jammer dat we elkaar buiten het werk weinig zien, maar onze neuzen staan als het over de zaak gaat wel allemaal dezelfde kant op. We blijven onszelf verbeteren. Achteroverleunen is er niet bij.’