Branchevereniging aan het woord: VNG

15-04-2024

In deze serie komen de brancheleden van VNO-NCW en MKB-Nederland aan het woord. Deze week Peter van Rhede van der Kloot, voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Glasfabrikanten (VNG).

 

Vertel eens over uw branche(vereniging).

‘Onze branchevereniging behartigt al meer dan vijftig jaar de belangen van de Nederlandse primaire glasindustrie: de industrie die grondstoffen smelt tot glas en dat verwerkt tot halffabricaten of eindproducten. Ons bestuur bestaat uit afgevaardigden van onze vier leden en mijzelf als externe voorzitter. We kennen elkaar goed, de lijnen zijn kort. We kunnen snel schakelen als het moet.

Tot halverwege vorig jaar hadden we zes leden. Dat zijn er nu nog vier. Een lid is naar het buitenland vertrokken, een ander is gestopt vanwege economische redenen: de energiekosten werden te hoog. Glasfabrikanten zijn grote energieverbruikers door het gebruik van ovens om het glas te smelten. Van de overgebleven leden maken er twee verpakkingsglas, zoals bijvoorbeeld bierflessen. Nog een lid maakt glaswol en de vierde maakt tafelglas, zoals drinkglazen. Al onze leden zijn multinationals. De glasindustrie is sterk geautomatiseerd. In de branche werken zo’n 1.800 mensen.’

 

Hoelang bent u voorzitter en wat is uw achtergrond?

‘Ik heb mijnbouwkunde in Delft gestudeerd en ben in 1987 in de glasindustrie gaan werken. Een groot deel daarvan, tot 2015, heb ik gewerkt bij Maasglas in Tiel, later bekend als AGC Glass Europe. In die tijd heb ik onder meer tien jaar in Brussel gewerkt. Medio jaren negentig ben ik voorzitter geworden van de VNG. Daarnaast zit ik in het algemeen bestuur van Bouwend Nederland.’

 

Wat zijn actuele kwesties en lobbypunten?

‘De grootste is de energietransitie. Onze ovens draaien voornamelijk op gas. Op termijn willen we overstappen op hybride ovens die draaien op elektriciteit en waterstof. We zijn heel erg bezig met onderzoeken hoe we die transitie goed kunnen maken. Wat is bijvoorbeeld de optimale verdeling tussen elektriciteit en waterstof? Het is nieuwe technologie die nu wordt ontwikkeld en waarin we zoekende zijn naar de beste manier om dat te doen. De planning is om de eerste hybride ovens in 2026 te bouwen.

Naast de technische aspecten zullen we natuurlijk ook flink moeten investeren. Een glasoven gaat gemiddeld tien tot vijftien jaar mee. We kunnen redelijk goed plannen wanneer een goed moment is om over te stappen naar een hybride oven. Maar, dan moet er wel voldoende plek zijn op het elektriciteitsnet. Anders zit je weer vast aan een gewone oven. Extra lastig voor onze branche is dat onze bedrijven gevestigd zijn op plekken buiten de Randstad, waar minder prioriteit is om het stroomnet uit te breiden. We zijn hierover druk in gesprek met de overheid en netbeheerders.

In de planning voor deze transitie speelt ook de doorlooptijd voor het aanvragen van vergunningen een rol. Als je met waterstof gaat werken, is er een andere vergunning nodig. Wil je in 2027 een hybride oven, dan zul je nu al moeten beginnen met de aanvraag. Ook daarom willen we meer zekerheid over de toekomst. Een hybride oven is al gauw twee tot tweeëneenhalf keer zo duur als een gewone oven. En dan hebben we het nog niet over de operationele kosten en een mogelijke stijging van elektriciteitsprijzen in de toekomst. Daarom willen we ook financiële ondersteuning om deze stappen te kunnen zetten.’

 

Hoe ziet u de toekomst van jullie branchevereniging?

‘Door de krimp van ons ledenaantal zijn we vooral in discussie over de focus die we willen met beperkte middelen. Anders zie je door de bomen het bos niet meer in deze tijd dat er veel grote onderwerpen spelen. Bedrijven zelf hebben het druk genoeg. Het werkt bij ons ook heel goed om van elkaar te leren. Heeft het ene bedrijf een oplossing, dan delen we dat met elkaar.’

 

Waarom zijn jullie lid van VNO-NCW?

‘We maken graag gebruik van de kennis die er bij VNO-NCW is. Lastig aan onze branche is dat wij alle glasproducenten vertegenwoordigen, van glaswol tot verpakkingen. In Europa is er voor elk product een andere branche. Vanuit al deze branches op Europees niveau komen vragen op ons af. Dan is heel prettig dat er bij VNO-NCW voldoende kennis is. Soms zou ik nog wel meer ondersteuning kunnen gebruiken voor dit type vragen.’

 

Met welke branchedirecteur zou u weleens een dagje willen ruilen en waarom?

‘Het interessantste vind ik toch de metaalsector, dus ik kies voor de Koninklijke Metaalunie. Het is een vergelijkbare branche die deels tegen dezelfde problemen aan loopt. Wat mij ingewikkeld lijkt: als je met honderden bedrijven te maken hebt als branchevereniging, hoe organiseer je dat dan? Hoe houd je de communicatie goed? Daar ben ik wel benieuwd naar.’