Overheid moet niet hinderen bij gezond voedselbeleid

09-10-2014

‘Overheid moet ingrijpen: minder vlees, zout, suiker, vet’, schreef de Volkskrant bij de presentatie van het WRR-rapport Naar een voedselbeleid. En de Telegraaf kopte: ‘Vette hap op station taboe’. In een toelichting op het rapport over de ecologische houdbaarheid van de voedselproductie én de volksgezondheid, laat Raadslid Gerard de Vries er geen gras over groeien. Als supermarkten en de levensmiddelenindustrie niet binnen vijf jaar zorgen voor een breder aanbod gezonde voeding, moet de overheid ingrijpen. Kiosken op treinstations zouden dan bijvoorbeeld moeten worden verplicht groente en fruit aan te bieden. Want, zo oppert hij, het is toch vreemd dat een staatsbedrijf als NS op zo’n tachtig stations voornamelijk eten verkoopt met te veel suiker, vet en zout, terwijl diezelfde overheid kampt met een bevolking waarvan een groeiend deel lijdt aan obesitas en diabetes-2.

De voedselproductie moet dus duurzamer. Volgens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid speelt het bedrijfsleven op de weg daar naartoe een belangrijke rol. Uit het rapport wordt duidelijk dat het bedrijfsleven allang zijn eigen verantwoordelijkheid neemt. Bijvoorbeeld met het convenant van begin dit jaar over de terugdringing van zout, vet en suiker in levensmiddelen. Natuurlijk kan het altijd beter.

Maar het is de vraag is of dat wordt bereikt met zoiets als een jaarlijkse verplichte publicatie van de in producten verwerkte hoeveelheden zout, vet en suiker. De raad verwacht dat dit leidt tot ‘een andere dynamiek van het debat over volksgezondheid’. Maar voor de bedrijven zal deze overheidsbemoeienis vooral leiden tot extra rompslomp. Positieve invalshoeken zijn er gelukkig ook te ontdekken. Zoals de wens van de WRR om de samenwerking tussen bedrijven (= een voorwaarde voor vernieuwing) te intensiveren. De overheid kan volgens de WRR in dat proces een stimulerende rol spelen. Bijvoorbeeld door de instelling van zoiets als een vereveningsfonds. Zo’n fonds werd eind jaren tachtig met succes ingezet om de overstap van loodhoudende op loodvrije benzine te bevorderen.

Positief is ook de constatering van de raad dat de overheid oog moet hebben voor de wetgeving die het bedrijfsleven hindert in het streven om de voedselvoorziening duurzamer en gezonder te maken. Als voorbeeld noemt ze mededingingsregels die afspraken over verduurzaming in de weg staan. Volgens de raad is het de moeite waard om te kijken wat daar nog mogelijk is. Daar zal geen gezond denkend mens tegen zijn.