Hallo minister, hoort u mij?

05-11-2015

Ze staan te trappelen om de wereld klaar te maken voor stormen, droogte en wateroverlast. En er is geld om dat te doen. Alleen de kans dat een Nederlandse waterbouwer een dijk bouwt van Nederlands klimaatgeld is nagenoeg nul. Waarom negeert minister Ploumen het Nederlands bedrijfsleven?

Dit project kwam tot stand dankzij Nederlands klimaatgeld.’ Dat hád kunnen staan bij de biogasinstallaties die onlangs bij een aantal varkenshouderijen in Vietnam werden gebouwd. Maar de kans dat er een bordje bij hangt met ‘gerealiseerd dankzij Noors klimaatgeld’ is groter. Of Duits geld, of Japans. Nederlandse ondernemers komen er nauwelijks aan te pas als er projecten te vergeven zijn om klimaatverandering tegen te gaan. Of projecten om de gevolgen van klimaatverandering terug te dringen. Ondanks het feit dat Nederland het VN-Green Climate Fund – opgericht na de milieutop van Kopenhagen in 2009 – met 100 miljoen euro steunt.

Waar dát mee te maken heeft? In de eerste plaats met de focus van de 26 belangrijkste internationale klimaatfondsen en het grote VN-fonds. Dat laatste fonds helpt ontwikkelingslanden bij het terugdringen van CO2 uitstoot (mitigatie) en het tegengaan van de gevolgen van klimaatverandering (adaptatie). Maar in de praktijk gaat 82 procent van de uitgaven naar het tegengaan van de uitstoot van broeikasgassen, berekende de Wereldbank. Een luttele 12 procent wordt besteed aan aanpassingen aan klimaatverandering, zoals de bouw van dijken, waterbeheersing en voedselzekerheid. Laat Nederland daar nu net goed in zijn. Daar zou dus een kans voor het bedrijfsleven moeten liggen.

En dan is er nog een probleem: het is al lang erg moeilijk en duur voor Nederlandse bedrijven om tenders van de internationale instellingen als Wereldbank en VN-organisaties te winnen. Dat komt met name doordat erg wordt gelet op de laagste prijs en niet op kwaliteit. En omdat Nederlandse kennis en techniek vaak voorop lopen, zijn die niet voor een spotprijsje binnen te halen. Bedrijven worden vaak afgetroefd door concurrenten uit andere landen die op een tender bieden met staatssteun of zachte leningen. Daar is de laatste tijd wel íets aan veranderd, mede onder druk van de Nederlandse overheid. Maar of dat genoeg is.

Niet consequent

Waarom er dan wel een bordje ‘Tot stand gekomen dankzij Duits, Noors of Japans geld’ bij veel projecten hangt? Simpelweg omdat er in het buitenland veel minder schroom is om voorwaarden te verbinden aan fondsen. Bovendien hebben landen als Japan, Noorwegen, Engeland en Duitsland eigen klimaatfondsen, fondsen dus buiten de VN of de Wereldbank om. Daardoor kunnen ze in de hand houden waar het geld aan wordt besteed en wie ermee ingeschakeld wordt. Zo is één van de voorwaarden om geld te krijgen van Germany’s International Climate Initiative (120 miljoen dollar per jaar) het belang van het partnerland voor Duitse ‘samenwerking’. En bij de Duitse deelname aan het zogenoemde NAMA klimaatfonds (voluit: Nationally Appropriate Mitigation Actions) van de VN, is het voorbehoud gemaakt dat 80 procent van hun donatie (200 miljoen euro in de periode 2013-2015) bij het Duitse bedrijfsleven terecht komt. Dat zou minister Ploumen ook kunnen doen. Misschien in de Nederlandse aanpak van ongebonden hulp te naïef. De vraag is ook: moeten er voor de klimaatgelden wel dezelfde voorwaarden gelden als voor ontwikkelingshulp? Of mag je ook naar je eigen expertise kijken? Donald Pols van het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN), het belangrijkste Nederlandse onderzoeksinstituut op het gebied van energie, vindt dat daar best over nagedacht kan worden. ‘Zoals het nu gaat, lijkt het beleid niet consequent’, meent hij. ‘Óf je zet je uit alle macht in om gebonden hulp overal af te schaffen, of je werkt veel pragmatischer. Hoe je het moet doen, daar beslist de politiek over, maar nu gebeurt eigenlijk geen van beide. Het gaat hier wel om Nederlands publiek geld. Nu gaan andere landen er met de buit vandoor. Dat heeft de Wereldbank in 2013 ook min of meer bevestigd, want uit hun gegevens blijkt dat Nederlandse bedrijven maar heel beperkt toegang krijgen tot hun fondsen.’

Kleiner is fijner

En kun je in deze tijd van accountability überhaupt miljoenen overmaken naar een organisatie en het daarbij laten, zoals Nederland nu doet? In het vertrouwen dat die organisatie jouw bijdrage gebruikt voor wat jij belangrijk vindt? Is dat niet wat naïef? ‘Ik denk dat Nederland in elk geval dichter op de uitvoering kan zitten’, zegt Donald Pols. ‘Dat zijn vaak kleinere fondsen. Daar is de kans ook groter dat Nederlandse bedrijven mee kunnen doen. Hoe groter het fonds, hoe meer geopolitieke belangen gaan spelen. Dan staat Nederland niet vooraan.’

Streepje voor

Een alternatief zou kunnen zijn om voorwaarden of doelstellingen te verbinden aan de besteding. Voorwaarden en doelstellingen die er ook voor zorgen dat het Nederlandse bedrijfsleven op zijn minst op gelijkwaardige voet kan meedingen naar projecten die ook de focus van de Nederlandse overheid hebben. Verder kan steun ook gerichter gegeven worden, bijvoorbeeld aan het CTCN, een klimaatfonds en uitvoeringsorgaan van de Verenigde Naties, waar de ondernemersorganisatie voor de technologische industrie FME zich voor heeft geaccrediteerd na een intensieve ballotage. Het is een selectief clubje. FME is wereldwijd de zestiende met een dergelijke accreditatie.

‘Doordat er nu goedkeuring van CTCN is, hebben FME-leden een streepje voor bij grote VN-cleantech projecten in opkomende markten’, zegt Rogier Blokdijk, general manager van Cleantech Holland. ‘Zij mogen hun diensten als eerste aanbieden. Dat heeft nog best wat voeten in aarde gehad. Er is uitgebreid onderzoek gedaan naar de kwaliteit van onze leden.’ Nederlandse vertegenwoordigers komen in de organisatie niet voor, andere grote industrienaties wel. Hoeveel het nieuwe streepje voor uitmaakt, weet Blokdijk nog niet. ‘We hebben die status nog maar een paar weken en vorige maand is het eerste project binnengekomen.’

CTCN-donateurs als de VS, Duitsland en Noorwegen hebben bedongen dat hun bedrijven voorrang krijgen bij toegang tot financiering. Maar minister Ploumen hoeft dit ook niet per se te doen. Het kan anders: Noorwegen heeft een zogenaamd REDD+-fonds opgericht met 1 miljard dollar voor herbebossingsprojecten. Dat is een bilateraal fonds onder de VN-vlag en iedereen weet dat het geld uit Noorwegen komt. Het Nederlandse geld voor herbebossing gaat in een grote internationale anonieme pot. ‘Het past goed bij een klein land om zich gericht en zichtbaar te profileren op een sector of subsector’, vindt Pols. ‘Op die manier krijg je iets terug door de gunfactor. Als je geen hard power hebt, moet je het hebben van soft power.’

Korte lijntjes

In Nederland zijn die lijntjes minder effectief. De succesrate is laag, anekdotisch, zegt Donald Pols. Ook omdat klimaatfinanciering volgens een interne evaluatie van de Wereldbank vooral gericht is op overheden en niet op bedrijven. Volgens de FME-woordvoerder is voor, tijdens en na het toch belangrijke ballotageproces voor CTCN geen contact geweest met het ministerie van Buitenlandse Handel of met Infrastructuur en Milieu.

Verloren?

Is Holland nu verloren? Dat valt nu nog wel mee, denkt Donald Pols van het ECN. Hij maakt zich wel zorgen om de toekomst. ‘Internationale klimaatfinanciering wordt steeds belangrijker. Ik merk dat Nederlandse bedrijven in toenemende mate langs de zijlijn komen te staan. De overheid heeft als reactie dat het bedrijfsleven gewoon goede producten moet maken. We komen er op die basis nog wel tussen, maar het wordt moeilijk. In veel gevallen hebben we bij voorbaat geen eerlijke kans, omdat concurrenten worden gesteund door hun overheden. Als die ongelijkheid wordt opgeheven, winnen we.’