Deze ondernemer neemt wél allochtonen aan

16-12-2015

‘We hebben liever een Hollander.’ Het zal niet hardop gezegd worden. Maar een ingewikkelde achternaam, een ander kleurtje en je komt vaak moeilijk aan werk. Waarom is dat eigenlijk zo? En waarom kiezen andere ondernemers juist wèl voor een gekleurde werkvloer? ‘Soms moet je lef durven tonen.’

 

Vrolijk word je niet van de NPO-documentaire Yahya en de 222 afwijzingen, waarin een 23-jarige Marokkaanse jongen wordt gevolgd in zijn zoektocht naar werk. Wéér een telefoongesprek dat na 30 seconden wordt beëindigd. Wéér die vraag aan de andere kant: ‘Kun je je naam herhalen?’ Een jaar en ruim 222 afwijzingen later heeft Yahya nog steeds geen baan. En bieden de filmmakers hem een werkplek aan.

Gaat dat dan altíjd zo? Wíllen ondernemers geen allochtone Nederlanders aannemen? Arno Bekkers is directeur van de TSD Groep, een bedrijf uit Tilburg dat technisch specialisten detacheert. Zijn klanten komen vooral uit de maakindustrie en de petrochemie. Zo’n tachtig mensen heeft Bekkers in dienst, van wie een kwart ‘met een vreemde achternaam’.

Op de werkvloer heeft niemand problemen met de gemengde samenstelling, zegt Bekkers, maar discussies voeren ze wel veel. Zo kun je volgens Bekkers onder álle bevolkingsgroepen – of het nou gaat om Nederlanders of allochtonen – een grove splitsing maken in mensen die gemotiveerd zijn om zichzelf te scholen, te werken en carrière te maken, en een groep ongemotiveerde mensen die het ‘wel best vinden’. Bekkers: ‘Juist die laatste groep komt vaak in de media en dan vooral allochtonen. Op iedere gekleurd uitziende persoon plakken ze een sticker. Wat zie je dan? Werkgevers worden door de negatieve beeldvorming terughoudender om allochtonen aan te nemen. Jongeren kweken een eigen identiteit, worden extremer. Dat vergroot de kloof met de maatschappij. Dat is voor niemand goed.’

 

Twintig nationaliteiten

Arno Bekkers, TSD GroepOver zijn beweegredenen om allochtone Nederlanders aan te nemen, is hij kort. ‘Is het een goede techneut? Past hij persoonlijk in het team? Zo ja, dan nemen we hem aan. Zo nee, dan niet. Ik denk niet in termen van allochtoon of autochtoon.’ Voor de gelegenheid telde Bekkers de nationaliteiten van zijn mensen. ‘Het zijn er twintig – Egypte, Marokko, Congo, Afghanistan, Vietnam en ga maar door. Ze werken vooral in technische functies, van uitvoerend tot hbo- en wo-niveau. Ook onze financieel directeur, een vrouw, is van buitenlandse afkomst.’

Op de werkvloer kan iedereen met elkaar door een deur. Maar Bekkers maakt ‘regelmatig’ mee dat zijn klanten er moeite mee hebben. ‘Die zeggen tegen me: ‘We willen liever een Hollander.’ Totaal fout, maar het is de realiteit. Sommige mensen denken nu eenmaal zo.’ Volgens Bekkers heeft dit te maken met vooroordelen, met angst. ‘Die klanten hebben een beeld van allochtone Nederlanders dat ze vooral hebben uit de media.’ Ze zijn bang dat ze een crimineel binnenhalen, dat ze worden bestolen, dat de werknemer niet komt opdagen op het werk. ‘Wij zeggen dan: Wij kennen deze man. Hij is een goeie, hij voldoet aan jouw profiel.’ In 80 procent van de gevallen gaat een opdrachtgever toch akkoord. Kwestie van het gesprek aangaan, aldus Bekkers. ‘Daarin moet je lef durven tonen.’

 

'Liever een hollander? dat is echt totaal fout'

 

Racistische opmerkingen

Visscher Autobedrijven is officieel dealer van Peugeot, Citroën, Fiat en Hyundai in midden-Nederland. Zo’n honderd medewerkers telt het familiebedrijf. Van hen heeft ruim 10 procent een allochtone achtergrond. Directeur-eigenaar Henk Visscher is duidelijk: ‘Opleiding, houding, kunnen verkopen en met mensen kunnen praten. Daar neem ik iemand op aan. Als hij of zij goed is, maakt het me niet uit welke huidskleur iemand heeft.’

Ook Visscher wordt, net als Bekkers, wel eens geconfronteerd met de ‘realiteit’. Zo maakte de ondernemer één keer mee dat een medewerker moeite had met een Soedanese collega. ‘Ik wil er niet teveel woorden aan vuil maken, maar het ging om racistische opmerkingen.’ Uiteindelijk leidde het tot ontslag van de autochtone werknemer. ‘Hij was degene die niet in het team paste, in onze bedrijfscultuur.’

Visscher realiseert zich dat de hoge werkloosheid onder allochtonen een maatschappelijk probleem is. ‘Arbeid zorgt voor motivatie. Méér dan dat. Als je niet werkt, beland je al gauw in de criminaliteit. Als je als werkgever mensen een kans geeft, zelfvertrouwen, dan heb je gelukkige werknemers. En dat maakt mij weer gelukkig. Participatie zorgt voor evenwicht in de samenleving.’

Visscher is in elk geval in zijn nopjes met zijn Turkse en Marokkaanse verkopers. ‘Het voordeel van deze medewerkers is dat ze ook andere doelgroepen aanspreken.’ Letterlijk ook, want de verkopers spreken soms Turks of Marokkaans met potentiële kopers. ‘Of ik merk dat klanten via hen naar ons zijn toegekomen.’ Kortom, deze ‘nieuwe’ verkopers nemen een heel eigen netwerk mee, dat het bedrijf kan bewerken.

 

'niemand wil een excuusallochtoon zijn'

 

Hoe de ondernemer zijn medewerkers heeft gevonden? ‘De vader van de Turkse verkoopleider was nog bij mijn vader in dienst. Hetzelfde geldt voor onze Italiaanse medewerker. Zijn vader werkte ook voor mijn vader. Die loyaliteit aan het bedrijf is mooi.’ Visscher vindt wel dat allochtonen zich beter moeten aanbieden, zich moeten profileren en vooral alles dienen te doen om goed Nederlands te spreken. ‘Bij ons zijn ze op ons pad gekomen.’

 

Niet expres

Berend Jan Veldkamp, MT MediagroepBerend Jan Veldkamp is directeur van de MT MediaGroep, uitgever van onder meer Management Team. In het bedrijf werken 35 mensen, van wie 12 procent een allochtone achtergrond heeft. ‘Dat is geen gevolg van een actief diversiteitsbeleid. Er zit niks achter, behalve dat we altijd op zoek zijn geweest naar de beste mensen voor een functie. Anders kun je ook geen succesvol bedrijf runnen, lijkt mij.’ Soms is de beste man of vrouw – degene met de juiste opleiding en ervaring – een Marokkaan, Hindoestaan of Koreaan. ‘Eén medewerker vonden we via LinkedIn. Onze Hindoestaanse werknemer kwam hier binnen via een andere Hindoestaan die al bij ons werkte. Als er een allochtone Nederlander binnen is, volgt de rest vanzelf wel. Misschien werkt het zo.’

Veldkamp denkt niet dat bedrijven bewust allochtonen buitensluiten. ‘Maar misschien ben ik daar naïef in. Ik las eens over allochtonen die overal werden afgewezen, maar wel aangenomen werden als ze een Nederlandse naam op hun cv schreven. Dat kan ik me weer wel voorstellen. Je krijgt honderd sollicitatiebrieven en daar moet je gauw doorheen. Je maakt een snelle schifting, en dat gaat misschien onbewust op afkomst van de brievenschrijver.’

 

Top vaak wit

Opvallend vindt Veldkamp dat er vrijwel geen allochtonen zijn in topfuncties. Maar ook dat is volgens hem niet bewust. ‘Vergelijk het met het glazen plafond. Vrouwen worden in mijn optiek niet expres buitengesloten. De mannen in een raad van bestuur denken eerder aan andere mannen die ze uit hun netwerk kennen. Maar een goed bedrijf zoekt altijd de beste mensen die het kent.

Als er nog geen allochtonen in het netwerk zitten, wordt het lastig om topposities meer gekleurd te maken.’ Veldkamp steekt de hand in eigen boezem. ‘Mijn netwerk is inderdaad ook wit. Terwijl je netwerk hoe dan ook de sleutel is voor meer diversiteit op de werkvloer. Misschien moet ik daar eens aan werken.’

Een quotum voor allochtonen vindt hij een slecht idee. ‘Dodelijk. Stel dat ik een rechts-radicale ondernemer zou zijn, waarom zou ik zelf niet mogen weten wie ik aanneem? Ik genereer omzet, betaal belasting. Mensen moeten zich niet ook nog met de uitvoering bemoeien. Bovendien moeten buitenlandse mensen bij bedrijven komen waar ze zich lekker voelen, veilig.

Niemand wil een excuusallochtoon zijn.’ Ook al werft Veldkamp niet actief allochtonen, hij is wel blij met de ‘onverwachte’ perks. ‘Je hebt interessante gespreksstof aan de lunchtafel. Net nog, over godsdienst, suikerfeesten. Je steekt altijd wat op.’

 

Op 1 na slechtste jongetje uit de klasNederland is een keertje het op een-na slechtste jongetje uit de (Europese) klas. Van de autochtone beroepsbevolking in Nederland heeft 77,1 procent betaald werk, tegenover 49,5 procent van de allochtone Nederlanders, zo blijkt uuit cijfers van Eurostat en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Het gaat om niet-westerse allochtonen: mensen met ten minste één ouder van Marokkaanse, Surinaamse of andere niet-westerse afkomst. Alleen Zweden kent triestere cijfers, maar dat land neemt ook drie keer zoveel asielzoekers op.
In Nederland komen vooral Marokkaanse Nederlanders niet aan de bak. Van hen is 19,6 procent werkloos. Dat is ruim drie keer zoveel als onder autochtone Nederlanders. Van de Antillianen zit 19,3 procent werkloos thuis, tegen 15,3 procent van de Turken en 13,9 procent van de Surinamers.