Architect Cesare Peeren streeft naar een regeneratieve maatschappij. Zonder afval, waarbij onze planeet niet meer 'misbruikt' wordt. Die missie kan hem nog steeds tot tranen toe roeren.
‘Al tijdens de opleiding architectuur was ik een idealist. Samen met mijn compagnon Jan Jongert kwam ik met de bakfiets restanten ophalen van een tentoonstelling van het architectuurinstituut, om ons architectenbureau Superuse mee in te richten. Ik ben er ook wel een beetje mee opgevoed. Mijn vader kocht in Den Haag altijd huizen in buitengewoon slechte staat waar we in woonden tot het een waanzinnig mooi huis was geworden. Mijn taak was dan om als kind van elf alle latjes te sorteren en de spijkers eruit te trekken.’
Circulaire pioniersToen niemand nog van de circulaire economie gehoord had, stonden zij al op de barricades. Dit zijn circulaire pioniers, die al jaren vertellen wat er nodig is om onze economie helemaal rond te maken. Deze serie staat in het januarinummer van Forum, met als thema de circulaire economie. Vandaag Cesare Peeren. Hij is architect en zijn bureau maakt ontwerpen van gebouwen en gebruiksvoorwerpen van restmateriaal.
Tranen
‘In mijn afstudeerscriptie bouwde ik op papier een oude energiefabriek om tot een leefgemeenschap van zeshonderd man met een eigen voedsel- en watervoorziening. Ik vond het toen al onlogisch dat repareren in Nederland te duur is, terwijl dat makkelijk en snel kan. Maar je concurreert met landen waar dat tweehonderd keer zo weinig kost. Daarvoor worden zowel de planeet als mensen zwaar misbruikt, om een product vervolgens weer weg te gooien! Dat brengt me nog steeds tot tranen. Ik heb toen heel goed op een rij gezet wat er allemaal anders moet, inclusief een ander belastingsysteem. Daaraan zijn we nu met Superuse al 25 jaar consequent aan het werk.’
Kunstenaars
‘We moesten wel eerst bekendheid verwerven. Dat lukte toen we voor Museumnacht een soort ruimtestationnetje met zonnepanelen en batterijen bouwden van twintig wasmachines. Het was voor ons een experiment om te bouwen met zo’n mono-afvalstroom, maar het viel ook op. Daarna bouwden we vaker met restanten, van vliegtuigen bijvoorbeeld. Zo kwamen we in the picture. Journalisten noemden ons wel steeds kunstenaars. Daar hebben we ons vanaf het begin af aan tegen verzet. We moesten steeds uitleggen waaróm we iets deden en dat dat niet kon worden afgedaan als incident. Dit was een prototype voor circulaire architectuur, hier zagen we toekomst in. Zo bleef ons verhaal wel heel scherp.’