Kroegbaas Marijke Vuik houdt van vernieuwing, dingen uitproberen. Nu doet ze dat als voorzitter van Koninklijke Horeca Nederland. En ondertussen runt ze met haar man twee biercafé’s en een slijterij. Veel ballen in de lucht? Maar goed dat ze zo snel denkt.
Het was 15 maart 2020, de dag dat de scholen en de horeca voor het eerst dichtgingen vanwege het coronavirus. Juist die dag had Marijke Vuik (40), eigenaar van twee kroegen en een slijterij in Delft, een bedrijfsuitje gepland. Het dagprogramma was al geschrapt, maar ze zou nog wel uit eten gaan met het personeel. Totdat om 17.30 uur duidelijk werd dat de horeca een half uur later de deuren moest sluiten. ‘Omdat we toch al bij elkaar waren voor het etentje, zijn we meteen gaan brainstormen bij een biertje. De volgende dag hebben we een filmpje opgenomen van medewerkers die met een dienblad met een fles bier langs gingen bij onze vaste klanten. Dat hebben we op de sociale media gezet. Daarna zijn we bier gaan bezorgen, dat heeft ons wel door de eerste periode heen gesleept.’
Wie is Marijke Vuik?Marijke Vuik (40) werd geboren in Apeldoorn en groeide op in Zutphen. Nog tijdens haar studie industrieel ontwerp in Delft begon ze een (speciaal)biercafé. In 2012 kwamen daar een groothandel (in 2019 verkocht) en een bierwinkel bij. In 2017 volgde een tweede biercafé. In 2021 ging ze voor D66 de gemeenteraad in. Daar stopte ze een jaar later mee omdat ze het voorzitterschap van Koninklijke Horeca Nederland accepteerde. De dagelijkse leiding van het bedrijf deelt ze met haar partner. Samen hebben zij drie kinderen van 15, 13 en 8 jaar.
Het tekent Vuik: niet bij de pakken neerzitten en blijven hangen in het verleden, maar de draad oppakken met de blik op de toekomst. Haar eigen toekomst is die van voorzitter van Koninklijke Horeca Nederland (KHN). Aan het runnen van haar bedrijf zal ze nu minder toekomen, maar dat doet ze gelukkig samen met haar man. Bij de achterban van de brancheorganisatie ziet ze eenzelfde mentaliteit: ‘Er is veerkracht. Horecaondernemers zitten nog met een belastingschuld na corona, en hebben nu te maken met inflatie en prijsstijgingen, maar ze kijken vooruit, ondernemen met een glimlach. Daar heb ik bewondering voor.’
Ze staat bekend als een snelle denker en blijkt een minstens even snelle prater; alsof ze probeert haar gedachten verbaal bij te houden. Het interview vindt plaats in biercafé Doerak in Delft, dat het interieur van de bruine kroeg combineert met de grote ramen van een grandcafé. Verderop, aan de overkant van de gracht, staat haar andere biercafé, Het Klooster. En dan nog eens tweehonderd meter verder bierwinkel Hoptic. Ze had ook een groothandel in bier, maar die is inmiddels weer verkocht. ‘Ik vond het leuk om een klantenkring op te bouwen, maar hoe groter de groothandel werd, hoe minder leuk ik het vond. Ik kreeg minder tijd voor de horeca, en dat deed ik toch het liefst. Dus toen we voor de vraag stonden investeren of verkopen, was de keus snel gemaakt.’
‘Als ik eenmaal heb gekozen, ga ik er vol voor. Niet meer terugkijken’
Ze was niet voorbestemd voor de horeca. Haar moeder werkte in het onderwijs en haar vader was onderzoeker op het gebied van de metallurgie. Zelf ging Vuik na de middelbare school, in navolging van haar vader, studeren aan de TU Delft. Het werd industrieel ontwerpen, een combinatie van twee van haar interesses, techniek en creativiteit. Overigens had het ook ballet kunnen worden. ‘Ik heb tot mijn 18de gedanst en heb getwijfeld of ik daarmee door zou gaan. Maar ik had toch meer met techniek. Bovendien is de professionele danswereld klein en hard; maar een beperkt deel redt het.’
Wel eens gedacht: wat als…?
‘Nee. En dat doe ik met alles: als ik eenmaal de keus heb gemaakt, ga ik er vol voor. Ook hier met de blik op de toekomst.’
De keus voor Delft had niet zozeer met haar vader te maken, als wel met de wens om naar de Randstad te gaan. Na een jeugd in Apeldoorn en Zutphen was Vuik toe aan meer drukte en levendigheid. ‘En dan is Delft relatief nog een dorp, maar wel met grote steden als Den Haag en Rotterdam in de buurt.’
Tijdens haar studie nam ze een bijbaantje in de kroeg, en dat werd steeds serieuzer in aantal uren en werkbeleving. ‘Ik merkte dat ik meer energie kreeg van mijn werk dan van mijn studie. De gastvrijheid, het contact met mensen: daar werd ik blij van. Ik zag mezelf steeds minder werken in het veld van mijn studie.’ In haar vijfde jaar, op haar 22ste, hakte ze de knoop door en kocht ze Doerak.
Heeft u dat nog met uw ouders overlegd?
Met een lach: ‘Verteld, maar niet geraadpleegd. Mijn ouders hebben me altijd voorgehouden om mijn hart te volgen, te doen waar ik gelukkig van word. Ze zullen er vast slapeloze nachten van hebben gehad, maar dat hebben ze niet laten blijken. Ik heb de kroeg zelf met vrienden verbouwd, en mijn vader kwam elk weekend over om leidingen te solderen.’