Servicedocument mbo-aanpak Coronavirus COVID-19

18-03-2020

Inleiding

 

Op 15 maart 2020 heeft het kabinet bekend gemaakt dat scholen, waaronder alle mbo-scholen, van maandag 16 maart tot en met maandag 6 april 2020 geen onderwijs meer verzorgen op de locaties van mbo-scholen. Het doel van deze maatregel is het tegengaan van de verspreiding van het Coronavirus.

 

Aanbevelingen tot en met 6 april 2020

 

Beroepspraktijkvorming BBL

- BBL-onderwijs dat bij bedrijven plaatsvindt kan doorgaan, op voorwaarde dat de ontvangende organisatie of school dat toestaat, handelt conform de richtlijnen van de overheid en dat het onderwijs plaatsvindt op een wijze die past bij de richtlijnen van RIVM en GGD.

- In de BBL is doorgaans sprake van een arbeidsovereenkomst. Daarom is het wel of niet voortzetten van de bpv in het betreffende leerbedrijf in eerste instantie ter beoordeling van de werknemer (student) en het leerbedrijf. Als de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, eindigt doorgaans ook de praktijkovereenkomst. De verbintenis met de school blijft dan wel bestaan. Er moet dan een vervangende leerwerkplek worden gevonden.

 

Beroepspraktijkvorming BOL

- De beroepspraktijkvorming in de BOL gaat door, tenzij anders volgt uit overheidsrichtlijnen (bijv. horeca) of als het leerbedrijf de activiteiten zelf staakt en/of de student niet meer wil/kan begeleiden.

- De student heeft het recht om tijdelijk geen BOL-stage te volgen indien dit naar zijn/haar opvatting tot een te risicovolle situatie leidt. Als de student besluit de stage te onderbreken, informeert hij/zij schriftelijk de school en het leerbedrijf.

- De school blijft studenten (op afstand) begeleiden die hun stage continueren.

- Hieronder volgen drie situaties die zich kunnen voordoen:

  1. De beroepspraktijkvorming stopt als gevolg van het (bijvoorbeeld in de horeca). In deze situatie is het aan het onderwijsteam te beoordelen of leerdoelen en praktijkopdrachten afgerond kunnen worden, zonder dat de uren geheel gemaakt worden. Zo nee, dan zal de beroepspraktijkvorming later ingehaald moeten worden, ook als dat leidt tot een langere opleidingsduur.
  2. De beroepspraktijkvorming stopt als gevolg van een eigenstandige keuze van het leerbedrijf te sluiten. Dan geldt hetzelfde als in situatie 1.
  3. Indien de stagiaire wordt gevraagd te komen helpen in cruciale sectoren buiten BPV om: studenten kunnen, ook wanneer hun stage of andere onderwijsvorm is geannuleerd, als student-vrijwilliger bijvoorbeeld in een zorgschool werkzaam zijn. Voor deze (arbeids-)relatie dienen aparte afspraken te worden gemaakt tussen de zorgschool en de student, zoals met betrekking tot aansprakelijkheid.

- BOL-onderwijs dat bij bedrijven plaatsvindt kan doorgaan, op voorwaarde dat de ontvangende organisatie of school dat toestaat, handelt conform de richtlijnen van de overheid en dat het onderwijs plaatsvindt op een wijze die past bij de richtlijnen van RIVM en GGD.

- Buitenlandstages: voor stagiaires in het buitenland is het advies om de stage voortijdig te beëindigen en naar Nederland terug te keren. Indien de student weigert terug te keren, ligt de verantwoordelijkheid voor deze keuze bij de student (indien meerderjarig).

-  Indien studenten niet meer bij hun leerbedrijf terecht kunnen voor hun stage, kunnen scholen eventueel een beroep doen op SBB om te bezien of er een alternatief gevonden kan worden.

 

De volgende onderwerpen vergen nog nadere uitwerking: educatie en inburgering. Ook zal gevraagde nadere duiding van het bovenstaande en nieuwe onderwerpen volgen in de vorm van FAQ. Vanaf woensdag 18 maart zijn die te vinden op de websites van de MBO Raad en het Kennispunt Onderwijs&Examinering,

 

Links waar nog meer relevante informatie te vinden is: