Plaats en toekomst van industrie(beleid) voor een nieuw industrieel elan

10-04-2013

Begin 2007 stond de volgende passage te lezen in het regeerakkoord van het Kabinet Balkende IV:

We bevinden ons in een nieuwe fase van ontwikkeling. In hoog tempo laten we de industriële samenleving van de 19de en 20ste eeuw achter ons. Nederland wordt een kennis- en dienstensamenleving.

Tegen dit beeld hebben we ons als VNO-NCW altijd verzet, omdat het geen recht doet aan het economisch belang van de industrie. Het belang van de industrie, van de high tech tot de voeding, als export- en innovatiemotor is groot. Ruim 95% van de private innovatie investeringen wordt hier gedaan, de arbeidsproductiviteit ligt er hoger dan in andere sectoren en als we de met de industrie verweven dienstverlening meenemen dan is de industrie goed voor ongeveer 2 miljoen banen.

Dit directe en indirecte belang van de industrie heeft ons als VNO-NCW ertoe gebracht om in het document 'Optimistisch' te pleiten voor een topsectorenbeleid. Dit is er gelukkig ook gekomen en wordt door dit kabinet doorgezet. Dit klinkt minder triviaal dan het is, als iets het Nederlandse industriebeleid de laatste jaren namelijk gekenmerkt heeft dan is het wel het continue wisselen van beleid. Het Duitse voorbeeld laat zien dat continuïteit van beleid juist een voorwaarde is voor succes!

Maar het nieuwe industriebeleid is zeker nog niet af. In deze uitgave treft u de uitgebreide inleidingen aan die op het symposium ter gelegenheid van het afscheid van Jan Klaver zijn uitgesproken door Ben Dankbaar, Chris Buijink en Hans de Jong. Ook treft u een artikel aan van de hand van Jan Klaver en zijn opvolger Thomas Grosfeld over het belang van het topsectorenbeleid.

In deze bundel vallen de nodige aanbevelingen te lezen voor aanscherping van het industriebeleid. Zelf haal ik er, naast natuurlijk de aanbeveling van continuïteit, de volgende aanbevelingen uit:

  • Investeren:
    Het huidige kabinet creëert al wat extra ruimte (bijvoorbeeld extra middelen voor NWO) maar op termijn is meer nodig. Natuurlijk, de huidige financiële kaders, met ruim 46 miljard aan bezuinigingen, maken dit ingewikkeld maar op termijn zijn extra investeringen in onderzoek en innovatie, en daarmee het verdienvermogen van de economie onomkeerbaar. Tot die tijd zullen we vooral scherp moeten kiezen waar we de schaarse middelen van nu op inzetten, en zullen we als VNO-NCW scherp letten op de vraaggestuurde inzet van de middelen bestemd voor het topsectorenbeleid
  • Integraal/interdepartementaal:
    Het industriebeleid wordt nog wel eens verengd tot innovatie- en onderzoeksbeleid. Vanzelfsprekend is dat van belang maar het gaat om veel meer facetten, exportbevordering, vestigingsklimaat, onderwijs en wetregelgeving, om er maar een paar te noemen. Dat betekent dat het moet gaan om echt kabinetsbeleid. Dat is geen nieuwe constatering maar in de uitvoering is hier echt nog een wereld te winnen
  • Internationaal:
    Industriebeleid houdt niet op bij de landsgrenzen, Europa en de wereld is het toneel waarop de bedrijven acteren. Dit heeft ook een stevige beleidskant, die vaak onvoldoende naar voren komt in de Europese discussie. Net als nu in Nederland een beetje begint te komen, moet ook in het Europese het belang van industrie veel meer als vertrekpunt van beleid worden genomen, in plaats van te redeneren vanuit verkokerde directoraten

Deze 3i's vormen wat ons betreft de kern van het industriebeleid voor de komende periode. De basis staat op dit moment goed. Mede dankzij het goede werk van Jan Klaver die ik langs deze weg dan ook van harte bedank voor zijn inzet en een mooie tijd toewens in deze nieuwe periode in zijn leven.

Bernard Wientjes
Voorzitter VNO-NCW