Kennismaken met Paul Jager

07-12-2020

In de rubriek ‘Even kennismaken met…’ leren we de beleidssecretarissen van VNO-NCW en MKB-Nederland beter kennen. Wie zijn ze en wat doen ze? Deze week: Paul Jager, die ondernemingsrecht en corporate governance in zijn portefeuille heeft.

 

Je hebt een wetenschappelijke achtergrond.  

‘Ik ben opgegroeid in Groningen en heb daar bedrijfsrecht gestudeerd. Vervolgens ben ik gepromoveerd aan de Universiteit Leiden. Daar gaf ik les, deed onderzoek en schreef mijn proefschrift over het enquêterecht in (inter)nationale concernverhoudingen.’

 

Wat is het enquêterecht?

‘Een gerechtelijke procedure die een onderzoek mogelijk maakt naar het beleid en de gang van zaken bij een vennootschap. Deze enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof in Amsterdam kan in gang worden gezet door de vennootschap zelf, een vereniging van werknemers of de aandeelhouders. Zelf ben ik een tijdje secretaris geweest bij de Ondernemingskamer. Dat was leuk, omdat de zaken waarover ik voorheen enkel las en schreef, toen tot leven kwamen.’

 

En sinds juli werk je bij VNO-NCW en MKB-Nederland.

‘Het mooie aan deze baan is dat ik niet alleen in een kamertje zit te denken en te schrijven, maar ook veel contact heb met mensen. Met de achterban, bestuurders, politici… De diversiteit en afwisseling bevallen me goed. Ik heb veel verschillende dossiers onder m’n hoede. Denk bijvoorbeeld aan het UBO-register – waarin vennootschappen hun ‘uiteindelijk belanghebbende’ moeten inschrijven – en aan de investeringstoets, die vitale sectoren moet beschermen tegen ongewenste overnames en investeringen. ’s Ochtends weet ik nooit precies hoe de werkdag gaat lopen, en daar houd ik van.

Hiervoor was ik legal counsel bij de Vereniging van Effectenbezitters (VEB), dus het fenomeen belangenbehartiging was mij al bekend. Het verschil is wel dat we hier voor veel bredere belangen opkomen. Bij de VEB ging het natuurlijk primair om het aandeelhoudersbelang.’

 

Wat speelt er nu zoal?

‘Bij de Tweede Kamer ligt het wetsvoorstel over het ingroeiquotum, dat regelt dat minstens een derde van de raad van commissarissen van beursgenoteerde bedrijven uit vrouwen bestaat. Grote bedrijven moeten hun eigen streefcijfers bepalen voor de (sub)top. Wij hebben ervoor gezorgd dat dit wetsvoorstel oog heeft voor de concernverhoudingen. Moeders en dochters moet je niet zien als losstaande entiteiten. Dus als de moeder streefcijfers opstelt en daarover rapporteert, dan hoeft de dochter dat niet ook te doen.

Een punt van aandacht is nog het exacte percentage bij het ingroeiquotum. De SER had het over 30 procent, het wetsvoorstel spreekt over een derde. Dat lijkt weinig uit te maken, maar kan in bepaalde situaties toch het verschil maken. Daarom zouden wij graag zien dat het parlement het advies van de SER aanhoudt.’