Robots zijn eng, pikken banen in en nemen straks de wereld over. Jaja. Bij het Limburgse ENBI weten ze hoe het écht zit met robotisering. Directeur Jaap Thomassen wil juist meer automatisering en digitalisering. ‘Dat betekent minder fouten én het is beter voor de medewerkers.’
Het is alsof Diana van Marwijk aan een ronde speeltafel staat. In het midden van de tafel draait een kunststof arm van links naar rechts om zilveren plastic schijven te verplaatsen. Als een croupier die kaarten uitdeelt en wegpakt bij blackjack. En Van Marwijk die haar fiches telt. Maar dit is geen casino, dit is het spuitgietbedrijf ENBI Plastics & Silicones in Echt. En de ‘croupier’ is een zogeheten cobot: een robot die samenwerkt met Van Marwijk. Zij controleert dat alles precies goed ligt. Mens en machine maken hier honderden, duizenden stofzuigeronderdelen per dag. ‘Het is een fijne collega’, lacht Van Marwijk, wijzend op de cobot. ‘Je hebt er nooit ruzie mee en ik kan lekker naar muziek luisteren.’
Voor Jaap Thomassen is het al lang geen bijzondere aanblik meer. Coby de cobot, zoals de arm heet, is maar één van de robots die in zijn fabriek de productie draaien. Hij heeft net een tweede cobot binnengekregen. En hij heeft op een beurs ook nog recent een nieuwe robot besteld. Daar tik je al snel dertig- tot vijftigduizend euro voor af. De 37-jarige ENBI-eigenaar heeft het ervoor over: hij wil juist meer robots en cobots. Minder handen aan het product betekent stabielere productie, minder fouten en dus minder afkeur. ‘Voor mensen betekent het ook dat ze niet meer die repeterende handelingen hoeven te doen. Dat is voor iedereen beter. Personeel blijft altijd nodig, alleen het werk verandert.’
Voor wie even een 'kijkje' wil nemen bij ENBI:
Hoe de robots in de praktijk functioneren, is in de centrale hal van ENBI te zien. De fabriek oogt opgeruimd, geordend. Er zijn brede gangpaden en in rekken liggen schier oneindig veel kratten en kartonnen dozen gevouwen en gestapeld. Te wachten op nieuwe producten; doppen, verbindingsplaatjes, tuitjes, wat de klant maar nodig heeft. ENBI maakt vooral veel onderdelen voor medische en voor huishoudelijke apparatuur. Vaak kleine dingetjes die je niet eens ziet in het apparaat, maar die onmisbaar zijn.
Het sist en zoemt er. Dat zijn de spuitmachines die op luchtdruk werken en ook de grondstoffen die, eenmaal gedroogd in de naastgelegen hal, door buizen worden gestuwd. Die buizen gaan naar het hart van ENBI, waar een grote blauwe en iets kleinere gele robot de blikvangers zijn. Thomassen kijkt toe hoe de gele robot zes producten tegelijk oppakt en sorteert: ‘Als we bezoek krijgen en mensen zien die robot bewegen, zeggen ze ‘wow, wat gebeurt hier?’, maar echt, dit is al 25 jaar zo. Alleen is het nu gemakkelijker om processen aan elkaar te koppelen. Robots zijn eenvoudiger te programmeren en je gaat gewoon elke keer een stapje verder.’
‘Door robotisering houd je geld over om leuke dingen mee te doen’
Dat is precies wat Thomassen doet, elke keer bezien waar het nog beter, nog meer gestroomlijnd kan. Hij kent uiteraard elke centimeter van zijn eigen fabriekshallen en de kantoren, maar toch kijkt hij er elke keer onderzoekend naar. ‘Ik ben heel veel bezig met de vraag hoe het slimmer kan, dat het soepeler loopt. Bijna elke dag word ik wakker met die vraag. Het is ook gewoon tof om te zien wat robots voor je kunnen doen; een continu proces, ook ’s nachts, zonder dat je eraan hoeft te komen, zonder dat er storingen zijn.’ Niet harder werken, maar slimmer, is het motto van Thomassen. Zo kunnen de robots bijvoorbeeld nachtdiensten draaien, als de vraag groot is, en daar hoeft niemand bij te zijn. ‘Uiteindelijk houd je door robotisering meer geld over en daar kunnen we met z’n allen weer leuke dingen van doen.’
Momenteel denkt hij na over het transporteren van de producten. ‘In de huidige opstelling belanden producten ’s nachts automatisch op de transportband. ’s Ochtends komt dan iemand die de transportband weer leegmaakt en het in dozen doet. Nou, die stap wil ik sowieso weghebben’, legt Thomassen uit. ‘Er zijn van die robotkarretjes die zelfrijdend zijn, daar kijk ik nu naar. De transportbanden moeten weg, alles meteen in de dozen en laat zo’n karretje maar de hele dag door rijden om doosjes op te halen. Dan hoef ik daar niet meer met mijn handen aan te komen. Het gaat voor ons wel heel belangrijk worden om die stap te zetten.’