5 SEP, 2019 • Portret
Sjoerd Laarberg (Allianz): 'Mijn ziekte is een cadeautje geweest'
Sjoerd Laarberg, ceo van Allianz, noemt zijn leven een ‘best bijzonder verhaal.’ Hij werkte 9 jaar bij Defensie, maakte de overstap naar de IT, kreeg een acute spierziekte én werd ceo. Oh ja, en hij doet aan parachutespringen.
Als hij moe is, zegt Allianz-ceo Sjoerd Laarberg, dan zien goede vrienden of collega’s nog wel aan hem dat hij erg ziek is geweest. Je moet hem niet aan het eind van de dag vragen om even honderd handtekeningen te zetten. En ja, soms viel tijdens een etentje met zakenpartners opeens de lepel uit zijn hand. Een overblijfsel van Guillain-Barré, de plotselinge spierziekte die 10 jaar geleden zijn zenuwstelsel platlegde. Laarberg is er de man niet naar om erg te zitten met zo’n gevallen lepel. ‘Ja, dan sloeg je een modderfiguur.’
Hij haalt zijn schouders op. ‘Maar dat maakt me niet uit. Artsen zeiden dat ik niet meer kon sporten en mijn kinderen nooit meer zou kunnen vasthouden. Wat stelt dit dan voor?’
Laarberg is het leven meer gaan waarderen, vertelt hij in het restaurant van de Gelderse golf- en businessclub waar hij regelmatig komt. Dat klinkt een beetje kakkineus, maar dat is Laarberg – gulle lach, licht Veluwse tongval, vrolijk en geïnteresseerd – niet. Hoewel de ceo doordeweeks in Rotterdam werkt op het hoofdkantoor van verzekeraar Allianz, woont hij aan de rand van de Veluwezoom in een gesplitste boerderij. De snelweg af bij Apeldoorn, een aantal kronkelende binnenweggetjes over het groen in, de rust tegemoet.
Wie is Sjoerd Laarberg?Sjoerd Laarberg (1964) werd geboren in Winterswijk. Hij begon zijn carrière in 1983 als beroepsmilitair en instructeur. Daarna werd hij IT-manager bij Raet en in 1995 rondde hij een studie bedrijfskunde af. Na functies bij De Lage Landen en Aegon begon hij in 2006 bij Allianz. Daar werd hij in 2013 ceo.
Een leven dat hij zich 30 jaar geleden waarschijnlijk niet had kunnen voorstellen, toen hij als beroepsmilitair onder andere vloog voor Defensie. Misschien een aparte keuze voor een 18-jarige jongen uit Epe, maar het vliegen trok. Een goede leerschool voor de rest van het leven, zegt Laarberg, waar hij leerde complexe problemen op te lossen in daarvoor samengestelde teams. ‘Van mij hoeft de militaire dienstplicht sec niet weer ingevoerd worden, maar iets als sociale dienstplicht, daar ben ik wel voor. Waarbij de keuze voor Defensie tot de mogelijkheden moet behoren. We mogen God op onze blote knietjes danken dat we in Nederland zijn geboren, dus iets teruggeven aan de maatschappij, zeker als je jong bent, lijkt me niet verkeerd.
Bent u zo’n emotioneel mens dan?
‘Wel op de momenten waarop ik tot rust kom.’
Zoals?
Hij denkt even na. ‘Deze zomer was ik in Monument Valley, in het zuidwesten van Amerika. Een prachtig gebied. En terwijl ik daar naar mijn twee kinderen van 9 en 11 keek, kwam mijn ‘bonusdochter’ van 18 naast me staan en ze sloeg een arm om me heen. Ze zei niks, maar zag wel de tranen in mijn ogen.’
Dan: ‘Je moet weten dat je als CEO doordeweeks weinig tijd hebt voor een actief sociaal leven. Tuurlijk, je wordt er netjes voor betaald, kunt samen met je team een mooi bedrijf bouwen, maar het trekt een behoorlijke wissel op je privéleven. Dan is zo’n vakantie met mijn gezin extra belangrijk voor me.’
Het interview gaat na de foto verder
Maar wat raakt u dan het meest op zo’n moment?
Laarberg is even stil en haalt adem. ‘Het raakt me nu weer. Kijk, tien jaar geleden zeiden ze tegen me dat ik dood zou gaan. Op zo’n moment besef ik hoeveel geluk ik heb gehad, dat ik daar mag zijn, dat ik mijn kinderen zie opgroeien. En tegelijkertijd voelt de grootsheid van zo’n leegte als Monument Valley overweldigend, zeker in die zinderende hitte van de zomer. Dan kijk ik omhoog en vraag ik me af of mijn ouders meekijken. En dan denk ik: dit hadden jullie niet gedacht toen ik 17 was.’
‘Op zo’n moment besef ik hoeveel geluk ik heb gehad dat ik mijn kinderen zie opgroeien’
Goed genoeg
Laarberg groeide op in Epe – tussen Zwolle en Apeldoorn – als zoon van een kwaliteitsmanager en een huisvrouw. Een prima jeugd, zegt hij daar zelf over. ‘Of ik klein gehouden werd? Nee, dat niet. Maar het was wel: goed is goed genoeg. Heel Fries. Ik heb een bord in mijn keuken hangen dat nog van mijn grootouders is. Waarop iets staat als: je hoeft niet altijd rijst met rozijnen te eten, met kruiden is ook goed genoeg.’ Hij hád het thuis heel goed, zegt hij. ‘Begrijp me niet verkeerd. Ik ben niks tekort gekomen. Mijn ouders hebben hun stinkende best gedaan om er wat van te maken. Maar er was geen drang om zware intellectuele gesprekken aan de keukentafel te voeren.’ Toen Laarberg 30 werd, overleed zijn moeder. ‘Ik denk dat mijn moeder deze tijd heel ingewikkeld had gevonden – ze vond het toen al ingewikkeld hoe snel alles ging.’
Was u thuis erg dwars?
‘Ik was vooral erg zoekende. Voor mijn gevoel had ik heel lang niks om voor te gaan. Op de middelbare school vroeg ik me echt af waarvoor ik het deed. Maar de dag dat ik ging parachutespringen op mijn zeventiende, veranderde dat. De discussies thuis waren weg, mijn cijfers knalden omhoog, ik kreeg baantjes. En toen ik klaar was met de middelbare school, was aan de slag gaan bij Defensie dé manier om door te kunnen gaan met vliegen en parachutespringen. Wat ik toen al heb geleerd, is dat ik een doel nodig heb. Ik moet ergens voor gaan, anders heeft het voor mij geen zin.’
‘Een jaar geleden was na 20 jaar de verbouwing van onze boerderij af. Mijn partner en ik stonden er even van te genieten en op het moment dat ik zeg: ‘Nu is het klaar’, zegt zij: ‘Ik zie je nu wel weer naar die oude dakpannen kijken.’ Het hoeft ook zeker niet perfect te zijn voor mij, maar ik moet me ergens in kunnen verliezen. Mijn gezin snapt dat. ‘Dat moet je zeker doen’, krijg ik dan te horen.’
Is dat dan onrust, wat u voelt?
‘Ja, dat is het. En waar dat vandaan komt? Ik ben continu op zoek naar anders, en naar beter. Dat voelt trouwens ook als een verplichting naar mijn eigen bedrijf. Maar uiterste perfectie, die streef ik dan weer niet na. Een NASA ruimtemissie leiden waarbij over 20 jaar een raket precies op een meteoriet moet landen: dat is niks voor mij.’
Dingen anders en beter maken vormt een rode draad in zijn leven. In zijn vrije tijd is Laarberg captain van een 16-mans team dat parachute springt op het Nationaal Paracentrum Teuge. ‘Van te voren zei iedereen dat het mij en mijn twee vrienden niet ging lukken, dat onze springers te oud waren, en dat ik niet genoeg mensen zou kunnen krijgen. Nou: dat hadden ze verkeerd’, zegt Laarberg. ‘Het organiseren en regelen van zo’n sprong samen met onze coach is voor mij het ultieme plezier, het bij elkaar krijgen van de juiste mensen. Alles moet daaraan kloppen, anders telt het figuur niet.’ Het solospringen boeit hem niet meer zo zeer, zegt hij. ‘Typisch Sjoerd noem ik dat maar: donder je met 200 kilometer uit zo’n vliegtuig en na 10 seconden verveel ik me alweer.’
Had u geen piloot willen worden?
‘Mijn ouders zeiden dat mijn ogen te slecht waren. En in die tijd geloofde je dat. Nee, dan mijn kinderen. Die zijn een stuk bijdehanter.’
‘Ik vind het fantastisch om jonge kinderen te hebben. Hoe ze denken, waar ze over praten. Me daarin verdiepen, dat vind ik een verplichting voor mezelf als vader, maar ook als ceo van een verzekeringsmaatschappij. Dat zijn je toekomstige klanten, dat is mijn rol – het bedrijf gereedmaken voor de volgende fase, of je daar nou onderdeel van ben of niet. Ik heb maar één taak: de juiste mensen bij elkaar krijgen. En stap bij ons het pand uit in Rotterdam: dát is de maatschappij, daar wil ik een afspiegeling van zijn, anders kan ik geen goede diensten en producten bedenken en leveren.’
‘Het was ook nooit mijn bedoeling om ceo te worden’
Zien andere Nederlandse ceo’s dat ook zo, denkt u?
‘Zeker een aantal. Maar er zijn altijd mensen, ook in de politiek, die hun eigen belang of het financiële belang voorop zetten. Dat zal altijd zo zijn. Ik wil dat niet. Het was ook nooit mijn bedoeling om ceo te worden.’
Maar hij werd het toch. Nadat hij stopte bij Defensie (Aarzelend: ‘Ik wil daar niet teveel over kwijt, maar het was genoeg geweest en intussen had ik alle laagvliegroutes wel gezien’) rolde hij via een studie deit in. ‘Ik wilde gaan voor een branche die toekomstbestendig is’, zegt Laarberg. ‘En ik geloof ook wel in het lot. Tuurlijk mis ik het vliegen soms wel. In een helikopter in de Grand Canyon, zei mijn zoontje deze zomer tegen me: papa, je keek zo anders. Overigens had ik het toen na een uur ook wel weer gezien hoor.’
Eind jaren negentig wordt hij ingelijfd bij een dochterbedrijf van een verzekeringsmaatschappij. ‘Toen ik daar begon, was het bedrijf eigenlijk al ter ziele’, zegt Laarberg. ‘In de jaren ervoor waren er lijfrentepolissen verkocht, maar van buitenaf zag ik al aankomen dat dat helemaal niks was. Het paste ook niet bij mij. Er was dus veel te doen en daar kon ik mijn energie wel in kwijt.’ Laarberg krijgt de kans om het bedrijf helemaal opnieuw in te richten en ontwikkelt de eerste financiële bijsluiter. Na een paar jaar stapt hij over naar Allianz, waar hij sinds 2013 ceo is.
De wending
Maar het had ook totaal anders kunnen lopen. Als Laarberg in 2010 na een paar maanden hard werken ‘s avonds laat nog even langs de weg stopt voor een hamburger, merkt hij opeens vreselijke pijn in zijn kuiten. Bij een golfpartijtje de volgende dag krijgt hij te horen dat hij ‘slaat als een dweil’. ‘Ik dacht: ik heb te hard gewerkt, ik heb twee kleintjes op de crèche: het zal wel griep zijn.’
Maar het was geen griep. Als Laarberg eindelijk de huisarts heeft overtuigd om te komen (‘Ik zei: ik denk dat ik over een paar uur niet eens meer kán bellen’), ligt hij binnen no time in een ambulance, waar een oplettende broeder de spierziekte Guillain-Barré herkent. Vanaf dan gaat het allemaal heel snel. ‘Ik ben met een ambulance inclusief neuroloog, cardioloog, politiewagens, twee motoren over de linkerbaan van de A1 vervoerd’, zegt hij. Lachend: ‘Ik was net de koning – ik ben nog nooit zó snel over de A1 gereden.’ Vanuit de ambulance belt hij zijn collega. ‘Ik zei dat ik ziek was en dat het slecht ging. En dat ik het belangrijk vond dat alles goed geregeld zou worden voor mijn partner en kinderen.’
Waar dacht u aan?
‘Alleen mijn kinderen. Mijn allergrootste frustratie was de gedachte dat ik niet meer voor ze zou kunnen zorgen. De wereld is zo hard, ik moet erbij zijn. Dat is het enige waar ik mee bezig ben geweest.’
‘Tegelijkertijd had ik ook tegen mijn secretaresse gezegd: Zeg de afspraken van dinsdag en woensdag af.’ Een bulderende lach: ‘Ik dacht: misschien kan ik donderdag of vrijdag wel weer werken.’
Hoe groot de ‘klus’ van revalideren na Guillain-Barré is, zie je hier:
Eenmaal op de intensive care is de kans groot dat Laarberg binnen een paar uur een hartstilstand krijgt. ‘Ze wilden me in een soort coma brengen’, zegt hij. ‘Maar dat wilde ik niet. Ik wilde per se controle houden, en dacht: als ik dan dood ga, dan wil ik er niet zo tussenuit piepen. Dat is zo laf, wat een slecht verhaal zou dat zijn.’
In het Deventer ziekenhuis kijkt hij uit op gele koolzaadvelden, terwijl hij wakker probeert te blijven. En dan is het donderdagochtend. ‘En zegt de neuroloog: je gaat niet dood. Je hebt het ergste gehad.’ Wel wordt hij gewaarschuwd: ‘Ik zou voor altijd verlamd blijven, zei de arts. Maar na 6 weken liep ik alweer en daar was ik heel trots op. Gooi het maar weer op geldingsdrang. Na een jaar, anderhalf jaar kon ik weer werken, met vallen en opstaan – dankzij de hulp van iedereen om me heen.’
‘Wat dat betreft is mijn ziekte een cadeautje geweest’
Heeft het u veranderd?
‘Ik denk wel echt dat het me in positieve zin heeft veranderd. Een collega heeft momenteel kanker. Die strijd, die onzekerheid, ik kan me daarin inleven. Wat dat betreft is mijn ziekte een cadeautje geweest. Ik heb ook meer oog voor een goede werk-privé balans. Ik golf met minder kracht, maar daardoor gerichter en rustiger. En ik ben er nog.’
Handig: de wekelijkse Forum-alert
Meld je aan voor de nieuwsbrief en ontvang de gratis updates.