Minister Liesje Schreinemacher: 'We kunnen nog niet zonder China'

31-08-2023

Demissionair of niet, minister Liesje Schreinemacher (Handel en Ontwikkelingssamenwerking) zit niet stil. Want dat doet het buitenland ook niet. Dus houdt ze China nauwlettend in de gaten en zoekt ze overal naar grondstoffen voor de energietransitie. ‘We moeten zorgen dat de wereld niet om Nederland heen kan.’

 

Eind dit jaar gaat minister Liesje Schreinemacher met zwangerschapsverlof. Of ze daarna terugkeert als minister – en op welke post – is een vraagteken en afhankelijk van verkiezingen en formatie. Ondertussen draait de rest van de wereld gewoon door. Dus is Schreinemacher van plan zich de komende maanden onverstoord bezig te houden met het versterken van de ‘strategische autonomie’ van Nederland. En dat betekent minder afhankelijk worden van China.  

 

Mevrouw Schreinemacher, China heeft onlangs de export van twee zeldzame metalen bemoeilijkt. Die zijn nodig voor het maken van computerchips. Wat betekent dat voor Nederland?

‘De EU is nu voor 45 procent afhankelijk van germanium uit China, en voor 70 procent van gallium. Voor sommige stoffen is dat 100 procent, dat is onacceptabel. Ik zie het besluit als een signaal, een waarschuwing voor onszelf. We moeten zelf aan de slag met kritieke grondstoffen. Waar kunnen we alternatieve leveranciers vinden? Daar moeten we in Europees verband naar kijken.’

Wie is Liesje Schreinemacher?Na een studie communicatiewetenschap begon Liesje Schreinemacher (40) in 2009 als medewerker van achtereenvolgens de VVD-politici Johan Remkes en Jeanine Hennis. In de tussentijd studeerde zij rechten. Van 2016 tot 2019 was zij advocaat-stagiair. Daarna ging zij naar Brussel als europarlementariër. In 2022 kwam zij terug naar Den Haag voor de post van minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. 

Eerder heeft Nederland de export van chipmachines van ASML naar China beperkt. Gaan er meer van dat soort besluiten vallen?

‘Als er risico’s voor de nationale veiligheid kleven aan de export van Nederlandse technologie, kunnen wij ook een exportvergunningplicht invoeren. Die kan ook gelden voor oudere machines of voor andere landen die wij als een risico zien. Maar het moet wel proportioneel zijn. Een vergunningplicht heeft grote economische gevolgen voor bedrijven, en betekent natuurlijk ook veel werk voor ons op Buitenlandse Zaken. Het is niet de bedoeling om met een groot sleepnet alle bedrijven die iets met kwantumtechnologie of chips doen te vangen en onder zo’n vergunningplicht te laten vallen. Máár: onze nationale veiligheid weegt het zwaarst.’

 

In Europees verband wordt gewerkt aan de screening van buitenlandse investeringen. Begrijpt u dat bedrijven zich daar zorgen over maken?

‘Die zorg begrijp ik. In Nederland hebben we de Vifotoets (Veiligheid investeringen, fusies en overnames, red.) om de buitenlandse invloed in strategische sectoren te controleren. Bedrijven moeten wijzigingen in de zeggenschap melden, waarna toetsing volgt. Het is goed dat we daarnaar kijken, want Nederlandse strategische bedrijven kunnen via schimmige constructies in handen komen van bedrijven uit landen die ons niet zo goed gezind zijn. Maar we moeten ook een interessant land blijven voor investeringen uit het buitenland, want die dragen bij aan ons innovatie- en concurrentievermogen.’

‘Nog niet elke Europese lidstaat heeft zo’n Vifotoets. Dat willen wij wel, want anders krijg je een waterbedeffect: dan gaan investeerders naar die landen. Neem bijvoorbeeld de Griekse haven Piraeus, die in handen is van een Chinees staatsbedrijf. Dat maakt het ook moeilijker in Europees verband met effectief Chinabeleid, omdat Griekenland in dit geval afhankelijk is van China.’

 

‘Wij kunnen niet verduurzamen zonder de grondstoffen uit China’

 

Wat nu als China Taiwan aanvalt? Krijgen we dan niet hetzelfde als met Rusland en Oekraïne?

‘Ik vind het lastig om daarover te speculeren. Maar zoals we al moeite hebben om onze afhankelijkheid van Rusland af te bouwen, zou dat bij China nog veel ingewikkelder zijn. Wij kunnen niet verduurzamen zonder de grondstoffen uit China. Wij hebben China nodig voor onze energietransitie. Ik krijg wel eens de vraag waarom wij niet stoppen met de handel met China of geen sterke taal tegen China hanteren, zoals de Verenigde Staten doen. Maar ook de VS doet nog steeds veel aan de bevordering van de eigen handel met China.’

Wat adviseert u Nederlandse bedrijven die actief zijn in China?

‘Ik merk in mijn gesprekken met ondernemers dat zij actief bezig zijn met die vraag. Ze hebben bijvoorbeeld een ‘China plus one’-beleid: zorg dat je niet alleen van China afhankelijk bent, en ga op zoek naar alternatieve partners. Zoals Vietnam of Zuid-Korea. Bedrijven maken van hun Chinese vestiging een losstaande entiteit die ze gemakkelijk kunnen loskoppelen van de rest van de onderneming bedrijf als dat nodig is.’

‘De mkb’ers die ik spreek zijn terughoudend. Voor hen wegen de risico’s van ondernemen in China vaak niet op tegen de voordelen. Daar komen de verplichtingen op het gebied van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen bij. Het is voor Nederlandse ondernemers lastig om in een ‘gesloten’ land als China te controleren of bedrijven aan de IMVO-regels voldoen.’

 

Zegt u tegen bedrijven: vertrek maar uit China?

‘Nee. Maar ik zeg wel dat ze zich niet alléén op China moeten richten. Kijk naar andere Aziatische landen, maar ook naar Afrika, als productielocatie én sterk groeiende afzetmarkt. Afrika heeft ook veel grondstoffen. De Chinezen zijn daar al langer actief, en daar komt Rusland bij. Dan kunnen Nederland en Europa niet achterblijven. Ik merk gretigheid in Afrika zelf om met ons in zee te gaan. Belangrijk daarbij is dat de Afrikaanse landen zelf ook profijt hebben van deals over grondstoffen. Anders kunnen ze net zo goed met China in zee gaan. De Afrikaanse bevolking groeit exponentieel en heeft banen nodig. Als wij de Afrikanen daarbij kunnen helpen, hoeven ze niet in Europa te komen zoeken naar werk. Dus proberen we zoveel mogelijk partnerschappen aan te gaan en handelsakkoorden te sluiten.’

 

‘De politieke weerstand tegen handelsakkoorden blijft groot’

 

Maar liggen handelsakkoorden nu niet juist moeilijk in de politiek?

‘Ja, dat klopt. Vorig jaar heeft de Eerste Kamer ingestemd met het Europese CETA-akkoord met Canada. Ik ben er trots op dat dat is gelukt. Als een handelsakkoord met Canada niet zou kunnen, met welk land dan wel? Ik had gehoopt dat CETA een momentum voor andere handelsakkoorden zou zijn, maar de politieke weerstand blijft groot. Terwijl er juist afspraken over verduurzaming worden gemaakt in handelsakkoorden die we niet op een andere manier kunnen afdwingen. Dat vind ik echt zonde. Zeker omdat internationale handel een derde van ons inkomen vormt. Ik wil iets tegen die weerstand doen. Bijvoorbeeld door te zorgen dat iedereen in Nederland profiteert van handelsakkoorden, en niet alleen bepaalde groepen.’

 

Een alternatief is grondstoffen delven in Europa. Is dat wel een reële optie?

‘Ja, daar geloof ik in. In Noorwegen, Zweden en Spanje zijn metalen te vinden. Die kunnen met moderne, duurzame mijnbouw worden gewonnen. Landen als Canada en Australië hebben daar ervaring mee en willen die graag met ons delen.’

 

Willen de burgers in Europa wel mijnbouw?

‘Dat is nimby-denken: not in my backyard. Mogen die metalen dan wel in Afrika worden gewonnen? Dat vind ik een beetje gek.’

 

Schreinemacher verwacht niet dat Nederland nu zelf (weer) overgaat tot mijnbouw. Voor zover wij weten, zitten hier immers niet de metalen in de grond die gewenst zijn. Maar de verwerking van metalen zou wel in Nederland kunnen plaatsvinden. ‘Je moet zorgen dat je deel uitmaakt van de keten, een schakel vormt. Dat doet China ook met grondstoffen uit Afrika. Zorg dat ze niet om je heen kunnen.’

 

Moet de overheid ook niet meer in het bedrijfsleven investeren? Dat doen China en de VS toch ook?

‘Ja. De wereld verandert. Landen houden zich niet langer aan de spelregels voor staatssteun die internationaal zijn afgesproken. Dat betekent niet dat die regels overboord moeten, maar wel dat de Nederlandse overheid een actievere rol moet gaan spelen. Zonder het bedrijfsleven in de weg te zitten. We moeten zorgen dat we de kritische, innovatieve industrie in Nederland houden en halen. En dat betekent ook risiconemen door in te zetten op bepaalde technologieën. Die ruimte moet er zijn in de politiek.’

 

Op de hoogte blijven van onze beste artikelen? Schrijf je dan gratis in voor onze nieuwsbrief.