GroenLinks-europarlementariër Kim van Sparrentak wilde als kind al de wereld verbeteren. In Brussel richt ze zich onder meer op digitalisering, AI en de circulaire economie. ‘Niet alles moet vermarkt worden.’
Als europarlementariër heeft Kim van Sparrentak (GroenLinks) regelmatig contact met vertegenwoordigers van het ‘grote’ bedrijfsleven. Hun boodschap is vaak: niet nóg meer regels want die staan innovatie in de weg. Dat vindt ze jammer. ‘Want ik denk dat regels, bijvoorbeeld op het gebied van klimaat, juist kunnen aanzetten tot innovatie.’ Een voorbeeld is voor haar de Rotterdamse modeontwerper Joline Jolink. ‘Ik draag en volg haar omdat ze inspirerend is. Zij maakt geen mode uit winstbejag en probeert zo duurzaam mogelijk te produceren. Dus met natuurlijke stoffen uit de omgeving. En tijdloos, van goede kwaliteit en comfortabel, zodat je langer met een kledingstuk kunt doen.’
Wie is Kim van Sparrentak?Na een bachelor politicologie in Amsterdam en een master milieumanagement in Wageningen begon Kim van Sparrentak (33) in 2015 als onderzoeker bij het Centre for Sustainable Cities in Nieuw-Zeeland. In 2016 ging zij voor Milieudefensie werken, en het jaar daarop voor WISE (World Information Service on Energy). Ze was duovoorzitter van de Federatie van Jonge Europese Groenen voordat ze in 2019 europarlementariër werd voor GroenLinks.
Ze heeft meer met ondernemerschap, want haar vader had een kantoorvakhandel die teruggaat tot haar overgrootvader. ‘Hij reed rond op een bakfiets en repareerde schrijfmachines.’ Ze hielp zelf regelmatig mee in de winkel, bijvoorbeeld prijsjes plakken en inpakken in de drukke decemberweek. ‘Ik weet wat ondernemen is: hard werken, zes dagen per week en dan op zondag de administratie.’ Haar ouders raadden het af om hen op te volgen in de winkel. Dat kwam goed uit, want Van Sparrentak wilde iets anders: de wereld verbeteren. ‘Dat zat er al vroeg in: goed voor de natuur en dieren zorgen, en de wereld een beetje eerlijker maken.’
Ze ging politicologie studeren en kon boos worden als mensen dan veronderstelden dat ze de politiek in wilde. ‘Dat waren in mijn ogen toen saaie oude typetjes in een mantelpak. Pas later zag ik positieve voorbeelden: jonge vrouwen die zichzelf zijn en niet proberen om mannelijke politici te imiteren.’ Aanvankelijk diende ze de wereld als activist. Omdat ze weinig jongeren in de politiek zag (en weinig van kleur of queer), moedigde ze anderen aan om die stap te zetten. Waarom dan zelf niet, kreeg ze als wedervraag. ‘Voor jongeren is het klimaat de toekomst. Ik merk in gesprekken met ouderen dat dat voor hen niet geldt. Omdat zij zelf die tijd niet mee zullen maken, maken zij zich minder druk over dat soort zaken. En jongeren zijn ondervertegenwoordigd in het Europees Parlement. Bij de laatste verkiezingen waren 21 van de 750 europarlementariërs jonger dan 30.’