Bedrijf te koop, pensioen ongewis

11-06-2015

Vandaag hopen wederom 56 duizend ondernemers hun bedrijf te verkopen. En de kans is groot dat zich weer geen gegadigde aandient. Het wordt steeds moeilijker om ondernemers te vinden die het stokje willen overnemen. Mislukte opvolging kostte Nederland alleen al het afgelopen jaar 4 miljard euro. En jaarlijks gaat bij opheffingen ook nog eens 2 procent van alle banen in Nederland verloren.

  ‘Raar dat de overheid al twintig jaar starters stimuleert, maar niets doet voor opvolging’

Lex van Teeffelen, Hogeschool Utrecht

De bv Nederland lijdt een miljardenstrop omdat bedrijfsopvolgingen stagneren, zegt Lex van Teeffelen, lector aan de Hogeschool Utrecht. Vlak na de overname begint namelijk bij 75 procent een grote verbouwing van het bedrijf die meer innovatie, omzet, winst en arbeidsplaatsen oplevert, blijkt uit zijn data. ‘Opvolging hoort op groeiagenda’, bepleit de onderzoeker. ‘Raar dat overheid wél starters stimuleert, maar niets doet voor opvolging. Dáár komt innovatie en vernieuwing vandaan, niet van starters. Ik snap niet dat de overheid daar steken laat vallen.’

De afgelopen jaren zijn steeds meer bedrijven te koop gezet, nu bijna twee keer zoveel als in 2011. Op dit moment staat 10 procent van de bedrijven met personeel te koop, maar de bedrijvenmarkt zit net zo op slot als de huizenmarkt. Dat is ook logisch, want tijdens een crisis wacht de koper. Het probleem is alleen dat de verkopers gemiddeld zestigers zijn, en dus niet veel kansen hebben. Als het niet meteen lukt, gaat de tijd dringen. Het merendeel van de bedrijven staat te koop omdat de eigenaar met pensioen wil. Op de tweede plaats staat ziekte, blijkt uit onderzoek van Van Teeffelen. Uiteindelijk wordt 30 procent van de bedrijven opgeheven als gevolg van een mislukte overdracht. Dat zijn er zo’n 47 per dag, ofwel zeventienduizend (!) per jaar.

Steek tijd en geld in opvolgers
Van Teeffelen doet al jaren onderzoek naar bedrijfsopvolgingen in Nederland. Het maakt volgens hem niet zo heel veel uit of het bij overname gaat om opvolging door een familielid of iemand van buitenaf. Bijna allemaal hebben ze begeleiding nodig. Tweederde van de ondernemers van wie het bedrijf te koop staat, heeft geen enkele ervaring met bedrijfsovernames. Die moeten goedkoop en makkelijk toegang krijgen tot begeleiding, adviseert Van Teeffelen. Behalve financiering is dat volgens de hoogleraar het grootste knelpunt waar iets aan gedaan moet worden. ‘De overheid steekt al twintig jaar tijd en geld in het stimuleren van starters, maar er is geen aandacht voor het begeleiden van overnames.’

‘In familiebedrijven zie je wel dat de overname vaker geleidelijk gebeurt. Dat is goed, maar daar blijft de afronding veelal achterwege’, zegt Van Teeffelen. ‘Vader blijft te lang aanwezig. En wat je veel ziet is dat de voorgaande generatie niet helemaal wordt uitgekocht. Die blijft het gevoel houden dat hij wat te zeggen houdt, omdat zijn geld in het bedrijf zit. Dat vind ik kwalijk en dat moet je dus ook goed regelen, vooral omdat het middenbedrijf steeds groter wordt. Maar in internationaal verband doen we het niet slecht. Hier schakelen ondernemers vaak een externe adviseur in, in Duitsland en België moet de accountant er vaak bij komen om ruzies tussen de generaties te sussen.’

Temper overspannen verwachting
Een deel van de moeilijkheden is verklaarbaar. De financiering voor de aankoop is moeilijk. En hoe verkoop je een winkel in een straat met een teruglopend winkelbestand? Jongeren kiezen ook nog eens liever voor een eigen webshop dan voor stenen. Daar kwam de crisis bij, waardoor ondernemers lang, te lang, wachten met de verkoop. En niet in de laatste plaats blijkt uit onderzoek dat meer dan de helft van ondernemers in het mkb overspannen verwachtingen heeft van de waarde van hun bedrijf, waardoor ze een te hoge prijs vragen.

‘De onderneming is doorgaans de pensioenvoorziening van de ondernemer’, zegt bedrijfsoverdrachtadviseur Ad Strijbosch begrijpend. ‘Als de opbrengst vermindert, is ook zijn pensioen lager. Aan de ene kant waak ik ervoor om overspannen verwachtingen te wekken bij de verkopende partij. Ik waarschuw hem ook vaak dat hij er rekening mee moet houden dat hij een deel van de verkoop moet voorfinancieren. Zijn geld blijft dus nog een aantal jaren in het bedrijf. Aan de andere kant zeg ik ook vaak tegen overnamekandidaten dat ze niet te negatief moeten zijn. Dan klapt een verkoper dicht en is een transactie meteen van de baan. Een verkoop is 75 procent emotie en 25 procent ratio.’

  ‘Een lagere opbrengst betekent ook vaak een lager pensioen voor de ondernemer’

Ad Strijbosch, adviseuren voorzitter van de beroepsorganisatie voor specialistenin bedrijfsopvolging

Haal taboe eraf
‘Veel ondernemers zijn onvoldoende voorbereid op opvolging’, vindt Strijbosch. ‘De kennis zit niet in de onderneming, maar in het hoofd van de ondernemer. Daarnaast zie je vaak dat er hobby-achtige activiteiten in het bedrijf zitten. Die moeten er ook uit, anders is een kandidaat-koper niet geïnteresseerd. Eigenlijk moet je je bij het begin van je bedrijf al afvragen hoe je wilt stoppen. Je moet je blijven afvragen: is mijn bedrijf een aantrekkelijke onderneming? Dat gebeurt te weinig. ‘Er rust een behoorlijk taboe op het aanbieden van een bedrijf. Ondernemers praten niet graag over stoppen uit angst dat het tegen hen gebruikt kan worden bij het bepalen van de prijs. Het voelt ook als een persoonlijk falen dat ze het niet voor elkaar krijgen om hun eigen bedrijf te verkopen. Opvallend is dat het er soms weinig toe doet of een bedrijf floreert, weet Strijbosch. ‘Een verlieslijdend bedrijf kan een heel speciaal machinepark hebben of een klantenbestand dat prima past bij een koper. Ondernemers zien vaak niet wat het interessante van hun bedrijf is voor een buitenstaander.’

  ‘Heel lullig, in de pers is geen aandacht voor ons debat over opvolgingsproblemen’

Mei Li Vos, Tweede Kamerlid voor de PvdA

Lullige pers
Bedrijfsopvolging staat al jaren op de politieke agenda, zegt PvdA-Kamerlid Mei Li Vos, maar krijgt te weinig publiciteit. Ze nam het onderwerp vorig jaar over van haar vertrekkende collega Öztürk. ‘In de begroting van 2012 werd al uitgebreid over opvolgingsproblematiek gedebatteerd en het is heel lullig dat daar in de pers geen aandacht voor is.’

Dat de aandacht misschien wel erg gefocust is op starters, is Vos wel met onderzoeker Van Teeffelen eens. ‘Er gaat heel veel geld naartoe, maar het ontbreekt een beetje aan nazorg. Wat is het resultaat van die subsidie geweest? Starterssubsidie klinkt sexy en het is een vrij makkelijk te organiseren instrument. Alleen, de helft van de starters redt het niet. Dat geld zou je kunnen gebruiken voor het beter maken van bestaande ondernemingen. Zzp’ers zouden ook gestimuleerd moeten worden om te groeien naar bedrijven met personeel. Nu wordt het voor een ondernemer meteen heel ingewikkeld als hij iemand aanneemt. Dat zou makkelijker moeten.’

Geen aflopende zaak helpen
Hoewel er iets moet gebeuren, staat Vos niet te trappelen om een nieuwe regeling in het leven te roepen. ‘Als we al een extra regeling maken’, zegt ze met nadruk op als, ‘dan moeten we kunnen sturen op overname van bedrijven waarvan het ook wenselijk is dat ze blijven bestaan. Er moet geen subsidie naar een aflopende zaak.’ Ze zou het liefst willen aansluiten bij een bestaand programma, zoals de Bijzondere Bijstand Zelfstandigen. Die regeling is bedoeld voor zelfstandigen die tijdelijk in financiële moeilijkheden raken en zo hun bedrijf op orde kunnen brengen. ‘Die systematiek kennen we. Het zou een mogelijkheid kunnen zijn om met geld van de belastingbetaler een bedrijfsadviseur in de arm te nemen om de verkoop te begeleiden. Na de verkoop zou het bedrag weer terugbetaald moeten worden.’

‘Als jong persoon heb je vaak geen zin in een overname als je een eigen bedrijf wilt’, zegt Vos. ‘Onlangs heeft een vriendin van mij de uitgeverij overgenomen waar ze in dienst was, maar daar zat nog heel veel regelgeving aan vast. Het zou eigenlijk een heel natuurlijk proces moeten zijn om een bedrijf aan werknemers over te doen. Daar zitten heel veel kansen voor ondernemers, maar die moeten er zelf op tijd over na denken. Er is een Kamer van Koophandel die moet voorlichten, een Raad voor de Ondernemingen en je hebt gemeenten waar ze kunnen aankloppen. Die informatie moet duidelijk en vindbaar zijn. En dan is het aan de ondernemers. Uiteindelijk moeten zíj hun onderneming laten overnemen.’

Mislukte overdracht. Nou en?

 

Doet het buitenland het beter?

In Nederland is een uitgebreide set fiscale maatregelen die bedrijfsovername annex -opvolging faciliteren. In vergelijking met andere landen ontbreken praktische handreikingen. Zo steunt de Duitse overheid een contactwebsite waar potentiële kopers en verkopers elkaar kunnen ontmoeten. In België is een vouchersysteem zodat ondernemers goedkoop een bedrijfsadviseur kunnen inschakelen om de verkoop van hun bedrijf in goede banen te leiden. Daarnaast kunnen ondernemers subsidie krijgen voor een deel van de bedrijfsoverdracht. De Zwitserse overheid geeft renteloze leningen voor de overname van een landbouwbedrijf.