‘We kunnen geen risico meer nemen’

14-05-2015

De glastuinbouw worstelt met kleine marges, hoge energieprijzen en een overheid die haar tuinders niet begrijpt. Hoe een succesvolle, innovatieve sector bijna uit Nederland verdwijnt. Wil de laatste tuinder het licht uitdoen?

Donkere wolken boven de glastuinbouw

Het zijn turbulente tijden voor de Nederlandse glastuinbouw. Het aantal bedrijven in de sector is de laatste jaren sterker dan voorheen teruggelopen – onder meer door een fors aantal faillissementen. En voor het eerst sinds tientallen jaren is het totale grondoppervlak voor de tuinbouw onder de 10.000 hectare gedoken. De bedrijven die nog wel actief zijn, zijn vaak wel groter. Was een gemiddeld bedrijf in 2000 nog 1 hectare groot, in 2014 was 2 hectare het gemiddelde (= dik de oppervlakte van twee voetbalvelden). Schaalvergroting, en daarmee kostenbesparing, maakt de kans op overleven groter. Maar er zijn andere ontwikkelingen die een bedreiging vormen voor de rendementen.

  Leo Middelburg / Middelburg / Maasdijk

Zorg voor backup biologische gewasbescherming

De tijd dat tuinders relatief gemakkelijk naar de gifspuit grepen in de strijd tegen ongedierte ligt ver achter ons. Ze maken nu graag gebruik van de mogelijkheden van biologische gewasbescherming. Zoals in de strijd tegen de trips. Dit insect beschadigt planten zo dat deze onverkoopbaar worden, zegt Leo Middelburg. ‘We telen hier zo’n 25 miljoen stelen per jaar. Daarvan raak ik gemiddeld zo’n 5 procent kwijt door afkeur. En de trips kan zelfs virussen overbrengen van plant op plant. Dan heb je echt een probleem.’ Vorig jaar werd voor het eerst een aantal Nederlandse tuinbouwbedrijven geruimd. ‘Ik ben blij dat die gifbeker aan mij is voorbij gegaan.’ Hij pakt een lang wit lint op dat tussen de rijen chrysanten ligt gedrapeerd en wijst op de zakjes die er in zijn verwerkt. ‘Die zakjes zitten boordevol goede beestjes, natuurlijke vijanden van de trips. En die doen hun werk goed. We komen met dit soort middelen een heel eind. Maar soms ontkom je er niet aan om net wat extra te doen. Bijvoorbeeld als biologische middelen niet afdoende werken.’ Maar Nederlandse tuinders hebben daar steeds minder middelen voor ter beschikking. Volgens Middelburg motiveert het strenge Nederlandse toelatingsbeleid de fabrikanten van gewasbeschermingsmiddelen niet om nieuwe producten voor deze markt te ontwikkelen. ‘Het kost veel tijd en geld voordat een middel op de markt mag worden gebracht.’ Zijn collega’s in veel andere landen binnen de Europese Unie hebben meer keuze. Echt vreemd vindt hij het dat bepaalde middelen per land anders van samenstelling kunnen zijn. ‘Diverse Nederlandse tuinders hebben de afgelopen jaren gewerkt met een product op basis van een tijdelijke toelating. Het heeft dezelfde naam als het product dat in diverse Europese landen al langer naar tevredenheid wordt gebruikt. Maar de ervaringen in Nederland waren niet goed. Wat bleek? We waren hier met een halve dosering aan het spuiten.’ Voor hem is dit het zoveelste bewijs dat de toelating van gewasbeschermingsmiddelen snel in Europees verband moet worden geregeld. Middelburg hoopt dat de plannen die staatssecretaris Sharon Dijksma van Economische Zaken vorige week presenteerde de harmonisatie van regels en het door hem (en zijn collega’s) zo gewenste gelijke speelveld een stap dichterbij brengen. ‘Het zou mooi zijn als het daar nu echt een keer van komt.’

 

  Patrick Dekker / Lans / Maasdijk

Aardwarmte is het vertrouwen van financiers waard

Aardgas is voor de meeste tuinbouwbedrijven nog steeds de belangrijkste energiebron. Maar die afhankelijkheid maakt hen kwetsbaar: als er ergens in de wereld een calamiteit is, vertaalt zich dat vrijwel direct in een hogere gasprijs. En baseer een kostprijsberekening maar eens op een heftig jo-jo-ende energieprijs. Dat is niet te doen. Vandaar dat tuinders al jaren op zoek zijn naar alternatieven. Zo ook tomatenkweker Lans uit Maasdijk. Een jaar of vijf geleden deed Patrick Dekker, energiemanager bij het bedrijf, samen met collega-ondernemers de eerste verkenningen naar de mogelijkheden van aardwarmte. Inmiddels ligt er een kant-en-klare business case. ‘We denken met ons project Oudcamp 30 tot 40 procent van onze warmtebehoefte te kunnen invullen met aardwarmte. En dan hebben we nog capaciteit genoeg over om flink wat andere bedrijven uit de directe omgeving aan te kunnen sluiten.’ Inzet van aardwarmte maakt het bedrijf niet alleen minder afhankelijk van aardgas, het is ook een duurzame vorm van energiewinning. Het wachten is alleen op een geldschieter die er ‘ja’ tegen zegt. ‘Financiers zijn terughoudend vanwege de risico’s die ze in het project zien. Natuurlijk kan er iets misgaan. Maar we hebben op allerlei manieren getracht de risico’s voor hen te minimaliseren. Zo hebben we bij onze berekeningen het verwachte rendement met opzet laag ingeschat. Ook hebben we allerlei andere zekerheden ingebouwd. En er zit nu al 35 procent eigen vermogen in. Toch durven financiers het niet aan.’ Een alternatief voor de traditionele geldschieters is niet zo snel gevonden. ‘Voor pensioenfondsen is een project als het onze, ter grootte van 20 miljoen euro, veel te klein. Om diezelfde reden komt het ook niet in aanmerking voor een bijdrage uit Europese fondsen. De Franse overheid heeft het pad geëffend voor een exploitatieverzekering die de schade dekt op het moment dat een put stil valt. Het is het overwegen waard om zoiets ook in Nederland in te voeren. Misschien dat zoiets financiers over de streep helpt.’

 

  Johan van den Nouweland / Marjoland / Waddinxveen

Wet werk en zekerheid werkt averechts

Slecht voor werkgevers én uitzendkrachten. Johan van den Nouweland, vennoot van de Waddinxveense rozenkweker Marjoland, is niet blij met de Wet werk en zekerheid. De wet, die op 1 juli ingaat, moet er voor zorgen dat flexwerkers meer baanzekerheid krijgen. Maar hij vreest dat de wet averechts uitpakt. Als er één sector is die het moet hebben van seizoenkrachten is het de tuinbouw wel. Van de ongeveer 65 duizend werknemers in de sector werken er ruim 26.500 op basis van een seizoencontract, veelal via uitzendbureaus. Ook bij Marjoland zijn mensen op contractbasis aan het werk. In dit geval gaat het om zo’n 150 medewerkers die aan de slag zijn via het eigen uitzendbureau Marjo Job. Gemotiveerde arbeidskrachten met plezier in hun job. ‘We zouden hen graag een vast dienstverband aanbieden. Maar dat is in sommige gevallen nu geen optie. De marges zijn zo dun dat we het extra risico dat aan vaste contracten vastzit, niet kunnen lopen.’ De invoering van de zogenoemde transitievergoeding – een financiële vergoeding bij onvrijwillig ontslag – helpt ook al niet mee. De Wet werk en zekerheid schrijft voor dat werknemers als hun contract na twee jaar niet wordt verlengd, recht hebben op zo’n vergoeding. Volgens Van den Nouweland worden ondernemers daardoor opgezadeld met flink wat extra kosten. ‘Een medewerker wordt al gauw 4 tot 8 procent duurder. Geen werkgever die daar trek in heeft. Ook wij niet.’ De aanpassingen die minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar aanleiding van de kritiek op de wet heeft doorgevoerd, hebben niet de gewenste verlichting gebracht, stelt Van den Nouweland. ‘Ons rest niets anders dan afscheid te nemen van medewerkers die we eigenlijk helemaal niet kwijt willen, maar die we geen contract durven aan te bieden. Mensen met een ruime ervaring binnen ons bedrijf, die precies weten hoe het er hier aan toe gaat. Ik vrees dat we rond 1 juli een onrustige tijd gaan beleven. En met ons veel van onze collega’s.’